Blogs

Naima El Bezaz sprong al eerder, alleen we hebben het nu gezien

Naima El Bezaz sprong al eerder, alleen we hebben het nu gezien.

Ik kende haar niet persoonlijk. Op de dag dat ik haar zou leren kennen – ze zou te gast zijn in het programma dat ik produceerde – kwam ze niet. Omdat haar broer een auto-ongeluk had gehad, mailde ze me een paar uur voor aanvang van het programma.

Zoals velen van ons was ik geschokt ik toen ik hoorde dat zij niet meer is. Bijna een jaar jonger dan ik.

Maar ik schrok bijna net zo erg toen ik Naima in de film hieronder zag. Zo kwetsbaar. Pijnlijk om te zien. Dan begrijp je dat ze al jaren geleden sprong, zonder vangnet. De schrijver, maar vooral de performer, heeft iets van een circusdier. We worden getraind om te verkopen: onszelf en onze boeken. Je ziet haar bij Pauw, de gasten om haar heen lachen. Circus. In uitgeverijtaal: verfrissend. Vooral als je ook buitenlander bent. Maar durven laten zien dat je anders bent betekent soms dat je geen controle meer over je leven hebt. Eerlijk zijn is een, je hele kwetsbaarheid laten zien is iets anders. Heb je een vangnet als je springt? Staat je man, je vrouw, je uitgever achter of onder je om je op te vangen? Want je kunt dat niet alleen. Niemand kan dat alleen. Ik herinner me Griet Op de Beeck bij DWDD toen ze vertelde dat ze door haar vader was misbruikt. Een kind van een paar jaar dat van het dak sprong. Niemand die haar opving, die tenminste haar hand vasthield.

Het is ontzettend pijnlijk om Naima el Bezaz zo te zien, in haar laatste jaren. De vrouw gebruikte zichzelf, at zichzelf op, zoals velen van ons doen. Wie stond haar bij? Want als je haar in de film hieronder ziet, weet je dat ze hulp nodig had. Haar te eerlijke en controversiële uitspraken, haar onrust, haar moed om zichzelf zo bloot te geven, zo pijnlijk om te zien, zijn ook een kreet om te worden geholpen.

Het is voor mij nog een mysterie waarom ze werd gefilmd in de staat waarin ze was. Ze had geen promotie nodig, maar steun en behandeling. Een vangnet. Ze was ziek en ze wed nog gefilmd voor de promotie van haar boek.

Het feit dat Naima sprong, jaren geleden, zegt ook iets over ons en onze (boeken)wereld. Over de eenzaamheid en wreedheid van ons beroep.

(En dat iemand in de boekenwereld de dood van Naima el Bezaz gebruikt om Abdelkader Benali aan te vallen is slechts een incarnatie van het feit dat ook in onze wereld geldt: homo homini lupus. Jammer dat het lam dood is.)

Rust in vrede, Naima El Bezaz!

Den Haag centraal, 10 augustus 2020

klik hier voor een link naar de opname met Naima El Bezaz

Lees verder

1453

1453

Het is een dagelijkse gedachte dat de geglobaliseerde samenleving toch heel fragmentarisch is, vooral voor een zogenaamde nieuwkomer. Een migrant is een puzzel van de werelden die hij met zich meedraagt en het is geen gemakkelijke opgave om de tegenstrijdigheden in zijn leven onder een gemeenschappelijke noemer te brengen. Vaak sta ik versteld van de transformaties en veranderingen in mijn eigen denken, van mijn jeugd tot nu, en dan vraag ik me af of het normaal is dat je in de loop der jaren, vooral in een andere omgeving, heel anders naar dingen gaat kijken.
Neem nu wat in West-Europa een gewoon nieuwsbericht was: de transformatie van de Hagia Sophia in Istanboel tot een moskee. In de westerse pers was het gewoon een van de vele nieuwsberichten, ik had het niet eens gezien. Maar toen las ik kranten uit de Balkan en begonnen de tegenstrijdigheden. Griekenland is woedend, Kirill van Moskou is ‘diep bezorgd’, de paus is ‘verdrietig’ en zelfs Unesco vindt dat Erdogan vooraf had moeten overleggen. En dan mijn geboorteland, dat het veranderen van ‘het symbool van het christendom’ in een moskee ‘de tweede val van Constantinopel’ noemt.
Om het geheugen van de westerling op te frissen: op 29 mei 1453, na wekenlange beschietingen met kanonnen (van Hongaarse makelij), viel Constantinopel voor het Ottomaanse Rijk. Het betekende het einde van het Byzantijnse of Oost-Romeinse Rijk. Er volgden drie dagen van plunderingen. Het moment wordt vaak gezien als scheidslijn tussen de Oude en de Nieuwe Tijd, tussen de middeleeuwen en de renaissance. De latere paus Pius II weeklaagde dat de Kerk ‘een van haar twee ogen’ had verloren.
Maar dat was toen, in 1453.
Intussen is de Kerk, vooral in West-Europa, veel meer kwijt. Dus waarom zou ik me nog afvragen waarom het Westen zo lauw reageert op het nieuws dat Oost-Europa juist ontroert, in de wetenschap dat in het Westen zoveel kerken hun oorspronkelijke bestemming hebben verloren? De westerse mens stapt al jaren uit de kerk. Tientallen westerse kerkgebouwen zijn moskee geworden. Als je dat weet, begrijp je ook de stilte rondom de herbestemming van de Hagia Sophia. De westerse pers interviewde Turken op straat en zelfs het feit dat de gewone Turk in Erdogans besluit vaak een politieke bedoeling ziet, zegt ons in het Westen niet zoveel. Het Westen heeft echte, serieuze problemen en zo’n bagatel laten we over aan het Oosten, dat zich sowieso de ondergewaardeerde poort naar het Westen voelt, een poort die de Turken (het Ottomaanse Rijk) honderden jaren buiten Europa heeft gehouden, maar nu wijd open staat – door het Westen zelf geopend, zo moppert Oost-Europa.

Gisteren fietste ik door Scheveningen en maakte ik een stop bij een cocktailbar naast het Turkse restaurant-met-Turkse-vlag met de heldere naam 1453. Ik moest lachen. Erdogan loopt achter op de Nederlandse Turk.
Ik ben allang geen Oost-Europese meer. Ik ben niets meer. En als ik per se iets moet zijn, ben ik fietser. Een mindful fietser in een fragmentarische wereld, die af en toe een glaasje Aperol lekker vindt.

Den Haag Centraal, 30 juli 2020

Lees verder

Mark Rutte

Mark Rutte

‘Mark Rutte, avare et contre tout’, luidde de kop van het artikel dat de Libération het afgelopen weekend aan onze premier wijdde. ‘Gierig en overal tegen.’ De koppigste van de ‘zuinige vier’, de aanstoker, zoals de rest van Europa hem ziet, degene die coronaherstelfondsen niet zomaar cadeau wil geven. Uiteraard zijn de vele portretten van Rutte in de internationale pers ingegeven door de recente EU-top over het covid-herstelfonds en de meerjarenbegroting. ‘Hij leidt een sober en discreet leven, in combinatie met een schitterende loopbaan,’ aldus de Libération. En als ze het nog niet wisten, lezen de Fransen nu dat Rutte een goed pianist is en geen vrouw of kinderen heeft.
De conclusie van het artikel vind ik toch wel interessant: ‘Kortom, hij belichaamt l’homme néerlandais exemplaire,’ de voorbeeldige Nederlandse man…
Ik heb altijd gedacht dat l’homme néerlandais één van die ronde, weldoorvoede gezichten op de schilderijen van Jeroen Bosch moest zijn die je soms in een of ander Nederlands dorp terugziet. Toen ik ruim tien jaar geleden een dorpskerk in de Biblebelt bezocht, dacht ik daar l’homme néerlandais tegen te komen, tussen de gelovigen die ’s zondags de telefoon niet opnemen, geen bezoek krijgen en niet eens koken.
De Corriere della Sera noemt onze voorbeeldige Nederlander ‘grande cattivo’, grote slechterik. Dat deed me denken aan die andere ‘exemplarische Nederlander’, Adrianus VI, de eerste en laatste Nederlandse paus, die in 1522 op zijn 62ste tot paus werd verkozen en vervolgens Italië, net zoals Rutte nu, flink liet schrikken. Adrianus wilde de corrupte en decadente kerk hervormen. Na zijn verkiezing betrad hij de grond van Rome blootsvoets, als blijk van nederigheid, en leefde er als een monnik. Hij sliep op een houten bank en at eenvoudig. Het Vaticaan schrok van zijn eenvoudige levensstijl en het was misschien geen toeval dat Adrianus VI al in het jaar na zijn verkiezing overleed. Kennelijk vergiftigd. Na zijn dood werd het opulente leven in de kerk weer opgepakt en het zou tot 1978 duren voordat er weer een niet-Italiaan tot paus werd verkozen.
Als je uit dit verhaal per se een moraal wilt trekken, is die dat je je manier van leven niet aan een ander kunt opleggen. Het is waar dat de Nederlander zich niet kan inleven in het leven van een mediterraan iemand, maar het tegenovergestelde is niet minder waar. Hoeveel mensen herinneren zich die arme paus Adrianus VI nog? Van het pragmatisme van onze premier begrijpt de rest van Europa niet veel, net zomin als het Vaticaan toen iets van de Nederlandse paus begreep. Gelukkig is gif niet populair meer en kan een rottweiler als Viktor Orbán alleen maar grommen: ‘Ik weet niet wat zijn persoonlijke reden is om mij of Hongarije te haten, maar hij valt ons hard aan.’

Maar misschien is het na het lezen van de vele portretten van onze premier in de buitenlandse pers mogelijk om ook een andere conclusie te trekken: het gaat er nu meer om Europeaan te zijn en minder Nederlander. Alleen Nederlander zijn moet heel eenzaam voelen.

Den Haag Centraal, 23 juli 2020

Lees verder

Criminele organisaties

Criminele organisaties

Richard de Mos wordt gepest. Als het niet door de VVD is, dan is het door Rutte zelf, door de regering, door het OM, door niet-geboren Hagenaars, zoals ik, door de gemeente. Want hoe verklaar je de ‘heksenjacht’ (zijn woorden) die het De Mos & Co belemmert om eigen politieke idealen in ons stadje waar te maken?
Ik schrok me vorige week kapot toen ik de krantenkoppen las; een seconde lang wist ik niet meer of ik hier in ons stadje of in mijn geboorteland was. ‘OM verdenkt De Mos van deelname aan criminele organisaties.’ Ja, Richard de Mos & Co vernieuwt de Haagse politiek, zoals hij zelf zegt. Zie alleen al de krantenkoppen. Dacht je vóór De Mos aan de Haagse politiek, dan dacht je aan polderpolitiek, consensusdemocratie, redelijk ‘saaie’ dingen. Wilders bracht eerder al een beetje kleur in de anders behoorlijk kleurenblinde politiek, ook al had die kleur meer iets weg van de inkt van een octopus die zijn vijand wil verblinden. Maar de daadwerkelijke verandering in de politiek komt met De Mos. De Mos maakt ons echt internationaal; ook wanneer ik dit zeg, denk ik meer aan de Balkan. Want in mijn leven hier had ik nog nooit de woorden ‘politicus’ en ‘criminele organisatie’ in één kop gelezen. Jawel, één keer eerder, maar dat was in het paleoceen, in de tijd van Berlusconi. En inderdaad, regelmatig in de Balkan, maar in de polder nog nooit.
Want hoe moet een criminele organisatie in Nederland schuilen?, vraag ik me af. Als die niet van de Belastingdienst of de gemeente(n) zelf is. In films die ik heb gezien, trekken leden van zo’n organisatie zich, eenmaal ontmaskerd, terug in de bergen. De Roemeense corrupte sociaaldemocraten vluchten naar Servië of Italië, de liberalen naar Costa Rica. Maar in de polder? Waar zou een criminele organisatie zich in de polder moeten verschuilen?
Alsof een luis zich op een kale kop verstopt. Vandaar mijn vraag: heeft het OM goed over de woorden nagedacht? Criminele organisatie? Onze ‘goeie jongen’ De Mos?
De Mos is er zeker van dat het om karaktermoord gaat en wil met het OM in duel gaan. Kan het OM duidelijker zijn? Is er al resultaat van een van de vele onderzoeken naar De Mos?
Den Haag heeft tegenwoordig meer iets weg van een soap dan van een stad van vrede en recht. Ik vraag me al een paar jaar af hoe dat komt. Als je te dicht bij de macht staat, doet die macht met veel mensen wat de gouden ring met Tolkiens Gollem deed. Onze stad van vrede en recht is ‘the precious’ geworden.

De beschuldigingen aan het adres van De Mos zijn nog steeds een storm in een glas water. Zeker voor hem. Elke beschuldiging pareert De Mos met een steeds flamboyanter plan. ‘Ik ga de ombudspolitiek landelijk uitrollen,’ vertelt hij bij ‘Beau’. Na de zomer komt hij met een landelijke beweging en gaat hij meedoen aan de landelijke verkiezingen.
Het zou komisch kunnen zijn, maar het is zorgwekkend.

Den Haag Centraal, 16 juli 2020

Lees verder

Jalta

Jalta

Gisteren woonde ik ongewild een ontmoeting Nederland–Amerika– Oost-Europa bij. In een bakkerij, waar mijn man en ik, natgeregend, wat wilden drinken.
De setting: bij de toonbank drie Amerikanen, droog en heel Amerikaans. Ik erachter. De eigenares doet haar best om haar gebrekkige Engels een Amerikaans jasje te geven. Koekjes en thee voor de Amerikaanse jongedame, die niet had misstaan in een film over Manhattan, en twee jongemannen – ik denk toch dat een van hen Europees is. Ook honing bij de kruidenthee. En suiker, just in case. Als de formaliteiten eindelijk zijn beëindigd, kan ik bestellen.
Twee thee op het terras? Kan niet. Het is een seconde nadat ze met al haar tanden naar de Amerikanen glimlachte. Het is nu kwart voor en om vijf uur gaat ze dicht. Ontsteltenis. Hoe kan dat nu? Kunnen we dan ‘thee to go’ nemen en vijf minuten blijven zitten tot ze gaat opruimen? Nnn-nee, dat kan ook niet. Waarom? To go-thee heeft een andere prijs dan terrasthee.’ Goedkoper natuurlijk. In principe begrijpelijk, in de terrasprijs zitten ook de afschrijving van het kopje en afwaskosten verrekend (water, een druppel Dreft, twaalf seconden arbeidsloon), maar in dit geval niet: de to go-beker hoeft ze immers niet te wassen. Soms begrijp ik onze kleine wereld niet.
‘Waarom zij wel?’, vraag ik, wijzend naar de Amerikanen op het overdekte terras. Het voelt alsof ik de conferentie van Jalta bijwoon.
Ze zoekt naar een antwoord, en hoewel ze het Nederlands net nog beter beheerste dan het Amerikaans, lijkt ze nu echt lang naar woorden te zoeken. Ik heb ook de tijd om langer naar haar te kijken, hoewel de tijd in ons nadeel tikt.
Tijd genoeg om thee te drinken, maar het mag niet. Niet op het terras, waar de Amerikanen rustig hun kruidenthee savoureren. Ik zeg nogmaals dat ik het raar vind, vooral omdat ze zo anders tegen de Amerikanen deed. Ze lijkt mijn argument te begrijpen, en als ik het had herhaald – wat ik graag had gedaan, maar mijn man vond dat ik al duidelijk genoeg was – had ze me zelfs gelijk gegeven.
Ik besluit ‘to go’ te nemen. Twee thee om te drinken in de regen. Ze vraagt niets over honing, suiker of een roerstaafje, maar ik ben ook geen Amerikaanse. Ik reken af met mijn pinpas. Het lukt niet. ‘Saldo onvoldoende,’ zegt de eigenares in lettergrepen, met de triomf die je in je ogen hebt als je na een avond verliezen met Monopoly wint.
Mijn man heeft geen portemonnee bij zich en dus lopen we voorbij de Amerikanen en gaan huiswaarts.
Onderweg krijg ik een margriet van mijn man, die hij op een veldje plukt. ‘Je kunt hem later planten, want ik heb hem met wortel en al uit de grond gehaald.’

Den Haag Centraal, 9 juli 2020

Lees verder

Schilderswijk

Schilderswijk

Ik dacht altijd dat ik de Schilderswijk kende, maar dat was meer vanuit de auto. Alleen op de fiets leer je de stad echt kennen, kan ik zeggen na een maand dagelijks fietsen over de Vaillantlaan.
Wanneer ik het politiebureau richting restaurant Çadir passeer, merk ik dat ik alerter word. In de ochtend vergeet ik het restaurant, maar ’s avonds, als ik terug naar huis fiets, komt er van het Turkse restaurant een geur van gepofte paprika’s die de herinneringen aan mijn eigen land en het Roemeense eten wakker maken. Want wat voor sommigen oesters betekenen, betekenen gepofte paprika’s voor mij: à la julienne gesneden en bestrooid met zout, olie en zware druppels zwarte balsamicoazijn. Als ik bij het verkeerslicht ertegenover wacht op groen, word ik vrolijker van de geur van de gepofte paprika’s. Bij het volgende verkeerslicht, op de brug, tegenover het politiebureau, vraag ik me af of de kok dikke paprika’s aan het poffen was, of van die Hongaarse, puntige ‘kapia’.
Maar nog even een paar stoplichten terug: als de regen aanhoudt, ga ik schuilen bij de Turk met de pruimen. Dikke, geurige pruimen, zoals je bij de Ekoplaza maar één keer in een zomer kunt kopen, als je geluk hebt. En bij de Turk op de Vaillantlaan dus, waar je ook grote watermeloenen kunt krijgen, zo sappig en zoet als de Albert Heijn ze nooit heeft gehad, het soort dat op de Balkan ‘lubenița’ heet.
Bij een winkel verderop kocht ik twee weken geleden de lekkerste kersen in jaren. Een bak die het geld waard was. In één avond hadden we ze op. Die van de AH staan al twee weken in de koelkast, niemand raakt ze aan. Daar waar ik kersen kocht, kun je ook börek kopen, waar ik soms voor naar de Rotterdamse Markthal ging, of die ik bij Dudok op het station daar kocht. Je kunt daar ook lekkere simits kopen, die ik in de lente met linzensoep eet.
Als ik te lang bij het stoplicht wacht, kijk ik naar de mannen op de terrassen, eigenlijk mannenterrassen zoals je in Turkije en Griekenland ziet. Ik vraag me af hoe die besnorde, oude mannen zouden reageren als ik als vrouw een keer naast hen onder de luifel voor de regen zou schuilen.
Ik ben blij dat de Schilderswijk bestaat. Gisteren fietste ik door het Benoordenhout. Ik liet mijn man zien waar prinses Beatrix volgens de geruchten weleens taartjes kocht. Rustig en overzichtelijk, leuk om doorheen te fietsen. Maar het leven begon op de Vaillantlaan: getoeter, auto’s op het fietspad, vrouwen met hun kinderen die niet bij de zebra oversteken. En de gepofte paprikageur, die ik nog in mijn haren ruik. Ah, Schilderswijk, tot straks, op de fiets!

Den Haag Centraal, 3 juli 2020

Lees verder

Sigrid Kaag

Sigrid Kaag

De vraag is niet of Sigrid Kaag een goede premier voor Nederland zou zijn, maar of Nederland een goed land voor een premier als Kaag kan zijn. Ik ben geen politicoloog, maar ik weet zeker dat er ook goede politici zijn, al zou ik niet kunnen uitleggen wat dat precies inhoudt. Naïevelingen die denken dat ze de wereld kunnen veranderen? Pragmatici die weten hoe een probleem moet worden aangepakt, maar (nog) niet aan de macht zijn? Integere mensen die moeilijk compromissen kunnen sluiten? Ik ben geen expert in wat een goede politicus is, maar ik heb wel een neus voor oplichters, ook in de politiek. Ik ruik het moeras, al is het aangelegd als rozentuin. Natuurlijk wordt ons zand in de ogen gestrooid: politici zijn ook mensen en maken fouten, soms bij het tellen van appartementen, omgaan met minnaressen, gekochte stemmen, om niet te beginnen over discriminatie of zo. Toch is Den Haag geen Kremlin en Rutte geen Poetin, zeg ik tegen mezelf als ik lees dat De Mos weer van iets wordt verdacht.
En in vergelijking met wat er internationaal gaande is, is ons Haagse gedoe echt een Legospel, wat niet per definitie slecht is, maar kleinschalig, ook al lijden de politici vaak aan het syndroom waardoor een kat zich een tijger waant. En ook dat is niet slecht, als je niet zou brullen wanneer het niet nodig is, zoals Rutte over het Europese geld in deze coronatijd. Maar als je leest dat Sigrid Kaag premier wil worden, voel je je zoals na het zien van ‘Avatar’: zou het echt mogelijk zijn?
Ik weet niet hoeveel kans Sigrid Kaag heeft om premier te worden, maar ze zou de eerste premier zijn die op ‘ons’ lijkt. Geboren en getogen in Nederland, maar met een buitenlandse man en kinderen die Nederlands, maar ook Palestijns zijn, lang in het buitenland gewoond. Zij is het Nederland van nu, het Nederland dat je elke dag ziet. Ze ziet de problemen en is niet bang om er een duidelijke mening over te formuleren. Ze spreekt niet als een politicus, ik bedoel: niet als een bij wiens tv-toespraak je wegzapt, nee, ze is helder en laat zich aan je zien. Zou ze uit politieke overwegingen hebben verteld hoe ze haar kinderen doopte en haar niet-praktiserende moslimman dat oké vond? Hoe haar kind wel meteen op gesprek mocht toen hij/zij een sollicitatiebrief had ondertekend met moeders naam, en niet toen hij/ zij tekende met vaders Arabische naam? Sigrid Kaag heeft ongetwijfeld haar ondeugden, maar ze ziet Nederland – na zo lang in het buitenland te hebben gewoond en het te zijn ontwend – wel precies zoals het is. Nederland waarin we met z’n allen willen leven, heeft iemand als Sigrid Kaag nodig.

Den Haag Centraal, 26 juni 2020

Lees verder

Onze tijden

Onze tijden

‘We leven in interessante tijden,’ antwoordde een Chinese hoogwaardigheidsbekleder voorzichtig toen hem werd gevraagd wat hij van de Culturele Revolutie vond. Datzelfde kunnen wij ook zeggen, volmondig. Er gebeurt ineens zo veel, van de openbaring dat we niet zonder wc-papier kunnen tot Baudet die bloemen legt bij het standbeeld van J.P. Coen, je hebt de vingers van meerdere handen nodig om alles te kunnen tellen.
We zijn kwetsbaarder geworden, velen van ons hebben geen of minder werk, we zitten met man en kinderen opgesloten in huis en moeten onder ogen zien dat elke dag zo’n ‘feest’ niet voor iedereen is weggelegd. Bepaalde gebeurtenissen houden me, met een glaasje calvados op de bank, tot laat wakker. Gisteravond heb ik voor de n’de keer ‘I am not your negro’ gezien. Corona is een bijzaak geworden, de geschiedenis haalt ons in. Sinds de Roemeense Revolutie van 1989 en kort erna de gewelddadige komst van mijnwerkers naar Boekarest heb ik niet meer zo acuut gevoeld dat er momenten zijn waarop je de pols van de geschiedenis kunt opnemen als nu. Op die dag in ’89 van protesten in Boekarest kwam dictator Ceaușescu terug van een bezoek aan Iran; hij dacht dat het volk klaarstond om voor hem te applaudisseren. Wie zijn gezicht heeft gezien toen bleek dat het niet zo was, vergeet die uitdrukking van ontsteltenis nooit meer: ja, in een paar tellen begreep hij dat de geschiedenis een wending nam.
De social media zijn nu ‘interessanter’ dan ooit, de geschiedenis heeft koorts en hoest, en niet door corona. We wennen aan dood, minder geld hebben, thuiswerken, eenzaamheid; we passen ons leven aan de grillen van een willekeurig gekomen virus aan, maar de geschiedenis haalt ons in. ‘Black lives matter!’ De galblaas van de geschiedenis zit weer vol.
De afgelopen maanden heb ik mijn eigen confrontaties gehad: met mijn eigen eenzaamheid, met wat ik niet goed of slecht doe en heel vaak door de vingers zie; vooral de dagelijkse confrontatie met de werkelijkheid, zoals iedereen heeft. Ik heb af en toe goed geschreven en ben ‘corona’ ook dankbaar dat ze van mij een echte fietser heeft gemaakt, fanatiek en verslaafd aan het zadel; dankzij corona ken ik Den Haag, Rijswijk, Nootdorp, Pijnacker en Delft beter dan ooit. En toch. Sta je of niet op de Dam of op het Malieveld, voel je mee of niet, it happened. Zelfs Baudet weet dat, vandaar zijn zielige gebaren.
Soms is de mens net zo krachtig als de natuur, het is madness om tegen haar wil in te gaan, alsof je je tegen een overstroming keert. Op zo’n moment leven we nu, de wereld is een tsunami. De galblaas van de geschiedenis zit vol. Black lives matter!

Den Haag Centraal, 18 juni 2020

Lees verder

Schuld van de vertaler

Schuld van de vertaler

In 1877 meldde de Italiaanse astronoom Giovanni Schiaparelli een schokkende ontdekking: toen hij door zijn telescoop naar Mars tuurde, had hij daar ‘canali’ gezien, wat in het Engels (en vervolgens in andere talen) misleidend als ‘canals’ in plaats van ‘channels’ werd vertaald. En aangezien canals per definitie kunstmatige waterlopen zijn, deed zich ineens ook de mogelijkheid van marsmannetjes voor; die zouden de kanalen hebben aangelegd als irrigatiewerken. De astronoom Percival Lowell nam het idee gelijk over en bracht de marskanalen in kaart, op een vooral door zijn verbeeldingskracht ingegeven wijze. Het probleem is dat Schiaparelli doelde op lijnen/greppels, die ook door volstrekt natuurlijke omstandigheden gevormd konden zijn (en later gezichtsbedrog bleken), en niet per se op kunstmatige waterlopen. Maar een hele generatie na hem heeft in de overtuiging geleefd dat marsmannetjes kanalen hadden aangelegd. Vertaalfout.
Vertalers, vooral ook AzerbeidzjaansTurks, maken fouten. Zo had Erdinç Akyol niet gezegd dat ze in de Schilderswijk voor Groep de Mos stemmen hadden gekocht, maar misschien ‘gekocht hadden stemmen’. Kwestie van interpretatie.
Toen de Amerikaanse president Jimmy Carter in 1977 een bezoek aan Polen bracht, veroorzaakte de incompetente tolk bijna een politieke ramp, op z’n minst veel geschater. Steven Seymour, tolk, zzp’er met een dagloon van 150 dollar, vertaalde ‘ik ben gekomen om uw standpunten te horen en uw wensen te begrijpen’ als ‘ik wil de Polen vleselijk’.
Ik kan me niet voorstellen wat er met de arme vertaler Azerbeidzjaans-Turks gaat gebeuren. Staat hij/zij sterk in zijn schoenen? Ik hoop dat hij niets heeft gelezen over het bij de oudere broer Akyol gevonden pistool. Hilarisch is dat de jonge Akyol, die de blunder aan de telefoon maakte, niet zegt wat hij eigenlijk wél had gezegd en door de tolk zo verkeerd is vertaald. ‘Ah, die telefoontjes, ik heb maar wat geluld.’ Woorden zijn niets voor stoere kerels die in een Porsche of een Mercedes rijden, je kunt van alles zeggen, vooral in het Azerbeidzjaans-Turks. Belangrijk is wat je doet. En blijkbaar deden de broers Akyol in de Schilderswijk goed: 150 euro voor twintig stemmen, dan kan de arme Schilderswijker rondkomen, zeker tijdens de verkiezingen.
Wij buitenlanders denken altijd dat Nederlanders soft en vaak naïef zijn. Vooral als we Azerbeidzjaans-Turks aan de telefoon spreken, denken we toch niet dat degenen die ons tappen er iets van snappen? Wij buitenlanders hebben overal nog onze eigen methodes. Grenzen die aan corruptie? Onmogelijk!
Groep de Mos/Akyol begint iets weg te hebben van de Louis de Funès-films. Laat die jonge broer maar vaak bellen; binnenkort gaan we het delen, in afleveringen, met ondertiteling vanuit het Azerbeidzjaans-Turks. ‘Zowel Richard (de Mos) als Rachid (de ‘Marokkaanse flikker’ volgens de jonge Akyol) zijn in onze handen.’ Het is verder aan de naïeve en softe justitie om haar gang te gaan. Wordt vervolgd, ongetwijfeld.

Den Haag Centraal, 11 juni 2020

Lees verder

Buurvrouw

Buurvrouw

Het is nog niet eens zomer en ik wacht al op de winter. Want dan gaat mijn té vitale buurvrouw meer binnen dan buiten zitten, hoop ik. Hoewel je het bij haar nooit weet. Een vrouw van in de zeventig die elke dag minstens drie groepen mensen in haar tuin ontvangt. En u weet hoe de tuinen in een volkswijk aan elkaar geplakt zijn. Als ze geen groep heeft, om tien uur, als ik zelf in de tuin ontbijt, zit ze er met haar telefoon, die vaker rinkelt dan bij de receptie van een huisarts. Haar penetrante stem is hoorbaar in de hele wijk en ze praat voor tien. Alleen als haar broer op visite komt, tweemaal in de week, is er iemand die nog harder spreekt dan zij. Ze heeft ook haar vaste afspraken: minstens eens in de week de tuinman, en dan de bridgeclub, de andere clubs. Wat te doen? Er valt niet te praten met haar. Ik dacht altijd dat we met de jaren wijzer worden, maar voor de familie van mijn buurvrouw hoop ik dat ze pas de laatste jaren zo egocentrisch is geworden. ‘Ik ben Stine en zo ben ik,’ antwoordt ze op mijn vraag om ook rekening te houden met ons, de nieuwe buren. Ja, wat kun je dan nog?
Afgelopen zaterdag, bij de tweede groep, heb ik een radio aangezet, ondanks dat de ontvangst daarop belabberd is als gevolg van de zonnepanelen van de andere buren. Vooral gebrom dus. Maar zo hoefde ik haar en haar vriendin tenminste niet te horen.
Als je in de tuin zit en de buurvrouw hoort, krijg je spontaan een hekel aan de Nederlandse taal. De woorden springen uit haar mond als vogels die uit de lucht worden geschoten – je hoort de vogel, maar ook het schot.
Ik heb een mooie tuin waar ik niet meer van kan genieten. Want zelfs als zij even niet in de hare is, zit ik met de angst dat ze zal komen. En zij komt nooit in stilte.
Ik kan het niet nalaten om te zeggen dat aan de andere kant een gezin woont dat van buiten Europa komt. De moeder is gesluierd en maakt minder contact. Moeder, vader en – denk ik, na vijf maanden hier – twee puberkinderen. Rustig, beleefd, leuk, aardig, vooral in vergelijking met mijn christelijke, uitbundige, Nederlandse, van het leven genietende kan-me-niet-schelenbuurvrouw.
Wat te doen? Is het in Den Haag en omgeving overal zo? We zijn net verhuisd, ik heb gelukkig een werkkamer ver van de tuin, maar het voelt alsof een van de kogels waarmee zij de woorden in de lucht afschiet, in mijn borst is blijven steken.
Ik zoek rust en beleefde mensen. Wat te doen?

Den Haag Centraal, 4 juni 2020

Lees verder