Blogs

Hoekstra en de zijnen

Hoekstra en de zijnen

Hoekstra en de toeslagenaffaire. Heeft iedereen in dit land het gevoel dat ik nu appels met peren vergelijk? Waarom is de poging om langs een voor de milderen onder ons minstens discutabele weg een vriend te helpen te vergeven, maar had o zo lang niemand ogen of oren voor alle onbekende, onmachtige ouders die, vrees ik, zelf niet eens meer wisten of ze iets fout hadden gedaan of niet? Waarom is de onmachtige altijd schuldig tot het tegendeel wordt bewezen, als het ooit bewezen wordt, en geven we een minister alle ruimte om zichzelf en een heel volk ervan te overtuigen dat hij alleen maar, eh, een vriend in nood wilde helpen? Zat die vriend soms op de rand van het ravijn? Nee, hij dreigde zijn zaak kwijt te raken.
Maar hoeveel van ons, onmachtigen, zijn hun zaak, hun huis, hun partner, hun kind, hun alles, wel niet kwijtgeraakt in de wirwar van de belasting? Wie zou er mild zijn voor mij of voor een andere, onbekende, als ik mezelf en de mijnen, of die ander de zijnen, uit onmacht wil beschermen of redden? Wie zou dan vergevingsgezind zijn? Zij en wij. Zij, de machtigen. Wij, de gedupeerden. Zij die zomaar 26.000 euro kunnen investeren en wij die elke maand de centjes tellen. Zij die liegen. En wij die aan de fiscus zelfs de kleur van onze diarree moeten doorgeven. Zij die overal huizen hebben en wij die ons gelukkig prijzen met een dak boven ons hoofd. Popolo grasso tegenover popolo minuto. Zij die zichzelf de besten vinden. En wij die zelfs aan onze twijfel twijfelen.
Wat ik alleen niet begrijp, is waarom ze nooit recht in ons gezicht zeggen dat ze ons dom vinden, en dat hun duur verkochte democratie slechts een sprookje is om ons rustig te houden. De grootste kermis ter wereld is immers de politiek. Tijdens verkiezingen zou ik graag leugendetectors willen installeren bij hun campagnes. Het enige wat in deze misère troost geeft: die zeshonderd journalisten, afkomstig van zo’n honderdvijftig mediabedrijven, die de beerput geopend hebben. Zij zijn degenen die het lijk van de democratie af en toe onder stroom zetten, een elektrische schok geven, waardoor dat lijk bij flarden nog tekenen van een polsslag vertoont.
Door deze affaire had ik het vreemde gevoel dat de globalisering op een vreemde manier werkt, dat er maar twee werelden in de wereld zijn. De rijken en de armen. Zij die overal mee wegkomen aan de ene kant, en wij aan de andere kant. En wij stemmen op hen. Wij.

Den Haag Centraal , 14 oktober 2021

Lees verder

Buikje

Buikje

We hebben elkaar ontmoet toen ik terugkwam uit Antwerpen, eind augustus, nadat ik vier weken ver van huis was geweest.
Muizen weten niets over eigendommen en misschien is het niet eens zo slecht dat hij of zij míjn kantoor had uitgekozen in plaats van een van die 2500 leegstaande huizen in Den Haag. We kwamen elkaar totaal toevallig tegen: ik ging naar de wc en hij/ zij stak net de badkamer over.
Mijn badkamer, zeg maar. Maar in die seconde van de ontmoeting gebeurde er iets, iets wat ik al lang niet meer had meegemaakt. Noem het een moment van ontroering. Het gebeurde, omdat mijn oog op zijn of haar buikje viel. Dieren kunnen, net als baby’s, zo’n schattig, mollig buikje hebben. Zo zacht dat het je netvlies streelt. Op dat moment wist ik dat ik niet een muis had, misschien wel een zwangere muis, maar een kamergenoot. Voor onbeperkte tijd.
En daar ben ik me meestal ’s nachts van bewust, dan realiseer ik me dat deze ruimte waarin ik juist alleen wilde zijn, niet meer van mij alleen is. ’s Nachts maakt hij/zij me wakker en als hij/zij me wakker maakt, vraag ik me af of hij/zij weet hoe erg we eigenlijk op elkaar lijken. Wat zou hij/zij van mij vinden? Dat mijn aanwezigheid hem/haar niet echt bang maakt, is wel duidelijk. Zijn/haar buikje heb ik niet meer gezien, maar we horen elkaar elke nacht. En verder? Allebei waarderen we de eenzaamheid en de stilte. Allebei houden we van boeken. En net als hij/zij, houd ik ook van snacken midden in de nacht. We lijken brutaal, maar dat zijn we niet, we willen gewoon ons werk doen. Als ik door hem/haar niet kan slapen, vraag ik me af of ik zelf niet een muis in een ander wezen ben, in een experiment. Hoe eng is dat?
Nu ga ik weer weg, voor twee weken. Zal hij/zij minder bang zijn in zijn/haar eenzaamheid? Zal hij/zij minder rennen tussen de stapels boeken door als er geen groot lichaam in het bed ligt? ‘In hoeveel huizen heb jij gewoond?’, vraag ik hem/haar. ‘Best veel,’ zeg ik zelf, ‘maar toch niet meer dan ik. En ik sta weer op het punt te verhuizen. Wat kunnen we voor elkaar betekenen? Ik voel me schuldig dat ik voor jou zo eng ben dat jij als een gek gaat rennen als je me hoort, lilliputter. Loop gewoon, ik heb al geaccepteerd dat je er bent!’ ‘We zijn kameraden, maatjes,’ mompel ik als hij/zij me wakker maakt.
Misschien weet hij/zij dat ik weer wegga, want vannacht was hij niet te stoppen. Ik stond op en zei hardop: ‘Zo!’ Ik lachte om mezelf, zette mijn hoofdtelefoon met geluidsonderdrukking op en ging slapen.

Den Haag Centraal, 7 oktober 2021

Lees verder

Memet

Memet

‘Op de kazerne werd hij gepest, op de kazerne ging hij dood,’ heet het artikel in NRC over brandweerman Memet Yildirir, die zelfmoord pleegde als gevolg van pesterijen op zijn werkplek. Dagenlang heb ik niet kunnen rusten na het lezen van dit artikel en ik hoop vurig dat er een plek in de hel is voor hen die buitenlanders pesten omdat zij de nieuwe taal nog niet machtig zijn. Moet ik het netjes formuleren? Ik hoop dat er in Dante’s hel een cirkel is voor collega’s die collega’s pesten om hun accent of hun gebrekkige taalgebruik. Het is een van de redenen waarom buitenlanders in Nederland Engels blijven spreken. Ik ken er veel: buitenlanders die het Nederlands passief kennen, maar bang zijn dat ze worden uitgelachen als ze zich in het Nederlands zouden uiten.
Memet werd gepest vanwege zijn afkomst en taalproblemen op de kazerne! Volwassen mannen die dat doen en een volwassen leidinggevende die het tolereert! De Turkse Memet laat een kind van drie en een vrouw achter. Ik kan me voorstellen met hoeveel liefde voor ons land zijn dochter zal opgroeien!
Nadat dichter Ovidius in 8 na Christus door keizer Augustus was verbannen naar Tomis, noemde hij – een van de grootste dichters van het Romeinse Rijk – zichzelf ‘de barbaar’. Omdat hij de taal van de volkeren die leefden aan de Zwarte Zee niet sprak. Hij, die in zijn rijke huis in Rome genoot van zijn hypokaustum, een geavanceerd systeem van vloerverwarming, was gedoemd om de rest van zijn leven te slijten tussen Geten met ijs in hun baarden. Zijn invalshoek verraste me, want ja, zo kun je het ook zien. Al die stoere Nederlanders uit de kazerne zouden in Turkije ook barbaren zijn, omdat ze geen Turks spreken.
Ik gun iedereen een verbanning, van pakweg een maand, lang genoeg om je barbaar te voelen. Misschien dat zoiets je meer empathisch maakt. Om te weten hoe het voelt als je iets wilt zeggen en het niet kunt, hoe het voelt als er op je wordt neergekeken vanwege je accent of gebrekkige taalgebruik. Memet deed zijn best, veel meer dan zijn Nederlandse collega’s. Veel meer dan de leidinggevende, veel meer dan iedereen op de kazerne. Memet wilde er zijn en vocht voor het leven tot hij de strijd verloor.
In hoeverre Memet het Nederlands machtig was, doet er niet toe. Er zijn mensen die al pesten om een vreemde nadruk op een woord, om een harde ‘n’ of een zachte ‘g’. Het zijn geen taalpuristen, het zijn geen mensen.
Taal moet verbindend zijn. De moeite die Memet deed om in te burgeren, had juist moeten worden aangemoedigd. En wat een paradox, dat brandweermannen die levens moeten redden, levens verwoesten!

Den Haag Centraal, 30 september 2021

Lees verder

Gat in ons hart

Gat in ons hart

Als de niet-bestaande God zijn activiteiten eventjes zou staken en zou kijken hoe de wereld eraan toe is, zou hij ongetwijfeld een paniekaanval krijgen. Krantenkoppen lezen zou ik hem zeker afraden als hij al oud en kwetsbaar is; als het moest, zou ik hem alleen behoedzaam laten weten dat zijn schepping er slecht aan toe is en ik zou hem een paar plaatselijke kranten geven waarin de ernstigste berichten gaan over het kappen van een paar bomen en een licht verkeersongeluk. Want hoeveel kan het hart van een oude man nog aan? Mijn hart werd gebroken deze week. En vandaag voel ik me lichtelijk verloren. Niet na een huiselijke ruzie, nee, en ook niet omdat er zoveel huizen leegstaan in Den Haag terwijl er een woningcrisis is. Nee, het waren twee krantenkoppen die me braken: vorige week las ik dat de taliban de middelbare scholen in Afghanistan heropenen, maar alleen voor jongens, en vandaag dat de Portugese André Ventura, oprichter van de radicaal-rechtse partij Chega, bij de verkiezingen hoopt te ‘scoren’ met Roma-haat.
‘We zijn uitbehandeld,’ zou ik tegen de oude God zeggen. ‘Richt je op je andere creaties. Er zijn nog zoveel dingen om van te genieten. Ik neem aan dat je vroeg wakker bent, luister naar de vogels, word vogelaar, neem een hobby, iets wat niets met mensen te maken heeft. Want hoewel we de maan koloniseren, hebben we een gat in ons hart. We voeren gecompliceerde operaties uit, maar we hebben dat gat in ons hart en we zijn niet meer te behandelen!’
Het dikke ‘In Memoriam – Addendum’ over Joodse, Roma- en Sinti-kinderen die tussen 1942 en 1945 werden gedeporteerd en vermoord, heeft mijn netvlies verbrand toen ik het de eerste keer in de vitrine van Verwijs zag staan. En als je het durft te openen voel je je een schim. Jij hebt hen immers overleefd. Waarom leef jij wel en zij niet? Toen ik deze week het artikel over Ventura in de Volkskrant las, dacht ik even dat ik de oude man, God zeg maar, niet langer zou sparen en hem zou confronteren: waar zat de fout? Zijn we een rekenfout, een misrekening? Kan niemand het gat in ons hart vullen?
We vechten als gekken voor een persoonlijk leven, maar we hebben geen inzicht in het grotere plaatje. Zullen wij beter zijn dan die Duitse kopstukken uit de Tweede Wereldoorlog die naderhand zeiden dat ze niet hadden geweten dat het zó erg was? Het ís al heel erg. Roma-haat is een woord dat mijn mond verbrijzelt. Het feit dat in Afghanistan alleen jongens mogen studeren, maakt mijn hart klein. De Roma-haat die Europa als gordelroos oversteekt, verstikt me. Kleine, miezerige mens.

Den Haag Centraal, 23 september 2021

Lees verder

Herfst

Herfst

Ik weet niet wat u het afgelopen weekend hebt gedaan, maar ik heb de herfst verwelkomd. Nog steeds ben ik dat boerinnetje uit mijn dorp dat ging studeren en haar lot ontliep, en het best zie je dat wanneer de seizoenen wisselen. Voor de zomer voel ik het minst, maar bij het intreden van de lente, de herfst of de winter verander ik in een personage van Dostojewski: te veel existentiële vragen. De lente geeft me energie, de winter stemt me dankbaar, maar de herfst maakt me melancholiek.
Hebt u nog de tijd om te zien dat de bladeren vallen, dat de hemel hoger wordt? De natuur is op dit moment aan het veranderen van kleren. Heeft dat invloed op de stadsmens? In mijn dorp gingen we nu plukken. Appels, peren, druiven. Op een van de eerste mooie herfstdagen waren de walnoten aan de beurt. En zij die een kweepeerboom hadden, plukten tot slot ook de kweeperen en legden ze in het venster, om de donkere, lange winterdagen die volgden, te verlichten. Van komkommers, groene tomaten en witte kool werden pickles gemaakt. Het gezinshoofd zorgde voor brandhout. Vooral de armen baden om zachte winters. Het daglicht doofde geleidelijk, wat je de tijd gaf om je innerlijke tijdmeter aan te passen aan de natuur. Iedereen verwelkomde wat er aan stond te komen: korte dagen, sneeuw en kou.
De herfst was in mijn kindertijd altijd lang. En extreem genereus. Van de fruitbomen en de oogst tot de enorme dahlia’s, groot en zwaar als volle emmers, die iedereen in de tuin had. De heuvels, de bergen, de velden in de herfst waren de eerste haute couture die ik in mijn leven heb gezien. De geuren en kleuren gaven de ziel de kracht om de winter te doorstaan. De helft van de lange nachten stond je bij het raam, wakker gehouden en geroepen door de geest van de vertrekkende zomer of herfst, je had de tijd om na te denken. Zonder spijt gaf je jezelf steeds weer over aan het komende seizoen, met zijn werk, beperkingen of rijkdom.
Maar de drukke stad minacht rituelen. Pas bij de eerste regen die een week aanhoudt, merken we dat het herfst is. Dit weekend zong ik, zoals elk najaar, in mezelf de laatste verzen van ‘Herfst’ van Rilke: ‘Wij allen vallen. Het geldt ook deze hand./ En zie naar de andere: het is in allen./ Toch is er Iemand die dit algemene vallen/ oneindig teder met zijn hand omvat.’
Toch kan ik me na een zomer vol bosbranden en overstromingen niet onttrekken aan de vraag of iemand dit algemene vallen nog wel in zijn hand houdt, want de mens heeft er een zootje van gemaakt.

Den Haag Centraal, 16 september 2021

Lees verder

Bataafs

Bataafs

Ik had nooit gedacht dat ik dit zou zeggen: studeren of lezen is niet voor iedereen goed. Het is voor het eerst in mijn leven dat ik dit zeg, nu ik zie wat klassieke lectuur heeft gedaan met iemand zonder inlevingsvermogen. Ik heb het over Baudet, die zichzelf Cato de Jongere vindt, omdat hij, in zijn ogen, de oude tradities van ons Rome (lees: Nederland) beschermt. Maar feitelijk, en dit zeg ik ook met spijt, is hij niet meer dan het Bataafse oor dat Martialis in zijn epigrammen ridiculiseerde. ‘Tune es, tune’ ait ‘ille Martialis, cuius nequitias iocosque novit aurem qui modo non habet Batavam?’ (‘Ben jij nou die Martialis wiens liederlijke grappen iedereen kent behalve wie een Bataafs oor heeft?’) Met ‘Bataafs’ wordt hier ‘onontwikkeld’ bedoeld en na Baudets ‘Homo!’-gescheld tegen de journalist die hem geen hand gaf, weet ik dat er echt een auris Batava bestaat in de zin die Martialis gaf.
Laat u dus niet verblinden door die uil van Minerva en de boreale stront, want Baudet misbruikt cultuur en culturele referenties op dezelfde manier als waarop de communisten in mijn geboorteland de taal misbruikten. Cultuur is voor hem geen doel, maar slechts een instrument. ‘Homo!’ roepen is het ware niveau van Baudet. En dan heb ik liever iemand die nooit een boek heeft gelezen dan iemand die voor niets heeft gelezen en citaten misbruikt. Dat het zo kan misgaan met iemand die zegt dat hij belezen is!
Ik las dat in 2010 de ouders van een 9-jarige jongen hun zoontje tien cent hebben laten overmaken naar COC Nederland. De reden: het kind had het woord ‘homo’ als scheldwoord gebruikt. De ouders lieten hun zoontje daarom een schadevergoeding betalen aan het COC. Wat gaat Baudet betalen aan de cultuur die hij misbruikt? Aan het COC? Aan de kinderen die niet uit de kast durven te komen, omdat ‘homo’ op scholen nog steeds het populairste scheldwoord is? Wat gaat hij betalen aan Nederland? Wat voor reprimande krijgt Baudet?
Misschien had Martialis gelijk en zijn we inderdaad onontwikkeld, lomp, en zijn we Erasmus’ tegenspraak tegen Martialis niet eens waard. Was Nederland ooit een ontwikkeld land, een land voor iedereen? Moeilijk te geloven als je naar ‘onze’ politici kijkt. Tien jaar geleden vond meer dan de helft van de Nederlanders dat het woord ‘homo’ als scheldwoord mocht worden gebruikt, zo bleek uit een peiling van de AVRO en COC Nederland. Is er in de afgelopen tien jaar iets veranderd? Ja. De helft van de Nederlanders van tien jaar geleden heeft inmiddels zijn Scaramouche gevonden, met zijn geaffecteerde spraak, in feite onontwikkeld, het prototype dat Martialis voor ogen had toen hij dat epigram schreef dat wij zo graag willen vergeten.

Den Haag Centraal, 9 september 2021

Lees verder

ABK

ABK

Hoeveel Ankie’s Broekers-Knol zijn er in Nederland? Wie durft ze te tellen? Ze, alle Ankie’s Broekers-Knol, mannen en vrouwen, bekleden mooie posities in deze maatschappij en niet altijd zie je wat ze aan het doen zijn, maar de gevolgen van hun acties zul je zelf ooit ondervinden. We kenden de Ankie’s Broekers-Knol al voordat we de naam hoorden. Ze komt immers uit een grote familie en heeft veel nichten en neven. Onmogelijk dat je, hoe kort je ook in ons landje zit, nog nooit een Ankie Broekers-Knol bent tegengekomen. Een ABK weet vanaf haar geboorte dat zij slimmer is dan iedereen en veel meer rechten heeft. Primus inter pares. Buitenlanders tellen niet. In de ogen van de vele Ankie’s Broekers-Knol zijn buitenlanders een soort muggen die in zwermen zijn gekomen met de klimaatverandering en moeten worden bestreden, van kinds af aan, op de manier waarop de heks Dorothy bestrijdt in ‘The Wizard of Oz’. En dat is wat ABK doet, bestrijden. Want ondanks haar leeftijd is ze nog fit en ze is niet het type dat met haar kleinkinderen in de bioscoop gaat zitten. ABK wil beleid maken, want daar is zij, samen met de andere ABK’s, voor geboren: ‘to make Holland great again’.
Na een paar jaar in Nederland leer je een ABK herkennen, maar haar talent is groter dan dat van jou: zij herkent jou al voordat jij weet dat zij een ABK is. Je wilt gedag zeggen of iets vragen, en dan zie je haar blik wanneer ze je accent hoort. ABK-vrouwen zijn erger dan ABK-mannen. Van een ABK-man zou je met tact een graseter kunnen maken, maar een ABK-vrouw is een T. Rex, een Tyrannosaurus, en zal dat ook blijven. Ze zitten vooral in de ‘betere’ klassen, ze zijn je baas, leraar of minister, maar ook bij de bakker kun je een T. Rex tegenkomen. Vooral als het gesprek een-op-een is, vallen ze aan. Ze moeten zich veilig voelen en zijn stiekemerds, van het soort dat brieven stuurt zonder de Kamer te informeren.
Wie denkt dat een ABK anno nu alleen een VVD’er kan zijn, vergist zich. ABK’s zitten overal. En alle functies die ze hebben, dienen hun doel. Denk niet dat het een generatie is die op een gegeven moment vanzelf zal verdwijnen. Die denkfout hebben mijn vaderlandgenoten gemaakt met de communisten. Sommige ABK’s zijn oud, zoals Ankie Broekers-Knol, maar andere zijn nog niet eens geboren. Ik las deze vakantie iets over Hekataios, een Griek die in de tijd van Ptolemaeus Egypte bezocht en de xenofobie daar betreurde.
Iedereen kent nu Ankie Broekers-Knol en kan zich distantiëren van haar betreurenswaardige handelen. Maar wat te doen met al die andere ABK’s?

Den Haag Centraal, 2 september 2021

Lees verder

Vlinders

Vlinders

Ik lees momenteel een boek over vlinders. Ook voor mij is het bijna vakantie, ik zie het in wat ik lees. Met het zwaard van een nieuwe lockdown boven ons hoofd gaan velen op vakantie. Maar vakantie vieren kun je ook in onze stad. Niet per se op de volle pleinen of op de volle stranden, maar juist in parken, tuinen, in de groene omgeving.
Laatst liep ik van de Laan van Meerdervoort naar het Zuiderpark, via de De la Reyweg. Heeft iemand weleens die kleine, bijna Japanse, miniatuurtuintjes voor de vele huizenblokken aan De la Rey opgemerkt? Ook daar, tussen het vele steen en beton, hebben mensen met liefde voor groen minituinen aangelegd, alsof ze wilden zeggen: ja, dit is inderdaad de weg naar het Zuiderpark als je van de Laan van Meerdervoort komt, met bloemen geven we je tekens dat je op de goede weg zit. En dan het Zuiderpark, een van de mooiste parken van Den Haag, waar ik de grootste tuberozenstruik ooit tegenkwam en eraan rook tot ik op mijn benen stond te trillen.
Gigantische sieruien. Duizendschoon. En in de stad die legioenen lindebomen, die nu allemaal in bloei zijn en waarvan de parfum je ’s avonds of na regen naar je bol stijgt? Wie heeft er nog een joint nodig als je onder de lindebomen fietst?
Blijf je deze zomer in de stad? Als je oog voor detail en passie voor kleur hebt, hoef je nergens heen! Het Haagse Bos is mijn ‘Secret Garden’, die ik een paar keer per week bezoek. Geen plek meer op het terras? Zet een eerste stap in het Haagse Bos en kijk wat er met je gebeurt. Eerst wordt je ademhaling regelmatig. Dan die grote bomen. Ga er eens staan, in het Haagse Bos, en probeer te visualiseren hoe het water onderweg is van de wortels van de grote bomen naar hun bladeren. Ultieme wetenschap heeft voor mij veel van het magisch realisme. Vogels.
En ook het vlindereffect, waar je heel de zomer van mag genieten. Vragen we ons weleens af waar ze vandaan komen? Wat het zijn? Hoe ze aan zoveel schoonheid komen? Vlinders zijn magisch. Ik lees in mijn boek dat het Griekse woord psyche een dubbele betekenis had: vlinder en ziel. Het verbaast me niet. Insecten bestaan al 400 miljoen jaar en zijn op deze aarde ver in de meerderheid in vergelijking met de 5400 bekende zoogdiersoorten. Op dit moment zijn er, lees ik ook in mijn boek, 900.000 soorten insecten bekend. Er wordt gezegd dat de kleine wezentjes heersen op aarde. Begrijpen we hoe ingewikkeld hun mysterie is?
Ik wens iedereen, maar vooral degenen met verdriet, een zomer vol kleuren, geuren en vlinders!

Den Haag Centraal, 15 juli 2021

Lees verder

Qu’est-ce qu’un auteur?

Qu’est-ce qu’un auteur?

Witold Gombrowicz beweert dat een auteur die niet in staat is om over zijn eigen werk te spreken geen volwaardig schrijver is. Nederlandse auteurs trekken zich van deze bewering niets aan en schrijven of spreken weinig over auteurschap. Als ze het een keer doen, is het nieuws.(*) Ik heb me altijd afgevraagd waarom. Knikte de Nederlandse auteur simpelweg instemmend toen Michel Foucault met een bepaalde brutaliteit zei: ‘Qu’importe qui parle, quelqu’un a dit qu’importe qui parle,’ een uitspraak die nog steeds als een bevestiging wordt gezien van Roland Barthes’ melancholische aankondiging van de dood van de auteur? Naar mijn idee moet de vraag ‘Qu’est-ce qu’un auteur?’ juist nog altijd met een soort onschuld worden gesteld. En wat is de relatie tussen de auteur en de teksten die vóór hem werden geschreven? In de hilarische novelle Deserteren (2019), een werk in de toon van De stoelen (1952) van Eugène Ionesco, gaat Annelies Verbeke nadrukkelijk wel in op vragen over het wezen van de auteur. Haar boek is zelfs meer dan dat: het behandelt ongeveer alle vragen uit de literatuurtheorie.

Een ark van Noach vol literaire concepten

Deserteren is de vijfde novelle die werd geschreven voor Te Gek!?, een grootschalige campagne die de geestelijke gezondheid in Vlaanderen bespreekbaar wil maken. De hoofdpersoon, de vrouwelijke ‘Auteur’, wordt gedwongen tot groepstherapie omdat ze een einde aan haar leven wil maken. Tijdens de therapie ontmoet ze enkele notoire personages, onder wie de jonge Werther, de bekendste Hoogsensitieve Persoon uit de literatuurgeschiedenis, maar ook diens auteur Johann Wolfgang von Goethe en Thomas Mann. De Amerikaanse psycholoog Elaine Aron, grondlegger van het begrip hoogsensitiviteit, tracht het gesprek in goede banen te leiden.

Uit het therapeutische groepsgesprek leren we dat de mistroostigheid van de Auteur onder meer wordt aangewakkerd door de eenzaamheid die haar schrijverschap kenmerkt. Ze bekent:

Ik ben de laatste tijd geïnteresseerd in hoe auteurs over de tijd en het gekakel heen met elkaar in gesprek gaan, elkaar in de armen vallen soms zelfs, los van de tijdsgeest, modes en vetes. Wellicht boeit me dat omdat mijn eenzaamheid binnen de literaire wereld totalitaire trekken is gaan vertonen en mijn leven en de literatuur zich tegelijk niet meer van elkaar laten scheiden.

Ook een thema als de positie van de vrouw in de literatuur komt aan bod. ‘Ik moet immers vierentwintig uur per dag mijn dankbaarheid uitdrukken omdat ik mee mag doen.’ Als psycholoog Elaine aandringt op een gesprek over vrouw-zijn en schrijven, antwoordt de Auteur: ‘Ik wil het helemaal niet hebben over vrouw zijn en schrijven. Dat is het net. Waarom moet het daar altijd maar over gaan? Waarom mij niet gewoon als een auteur zien?’ Lezers weten ondertussen dat dit onder meer komt doordat het grammaticale geslacht van ‘auteur’ mannelijk is.

Zo weet de Goethe aan tafel niet meer welke Goethe hij is: ‘de echte of die van Mann?’

Een gesprek over de troostende waarde van literatuur volgt, of eigenlijk vooral een oefening voor in hermeneutiek getrainde geesten, een hermeneutisch spel: de deelnemers aan de groepstherapie gaan over tot ontmaskering van het auteurschap, zoals Poirot, detective uit de boekenreeks van Agatha Christie, de moordenaar ontmaskert. Er mag dan wel niemand in het gezelschap zijn die twijfelt aan de ernst van de situatie of de ernst van het schrijverschap; wel twijfelen ze allemaal aan de echtheid ervan. Wat is echt en wat is literatuur? Zo weet de Goethe aan tafel niet meer welke Goethe hij is: ‘de echte of die [uit het werk] van Mann?’

De inzet van Deserteren is ironisch en ernstig tegelijk. Het boek maakt niet alleen geestelijke gezondheid bespreekbaar, maar tevens een misschien nog wel problematischere categorie: de literatuurtheorie. Deserteren is werkelijk een ark van Noach gevuld met literaire ideeën en concepten. Alle grote thema’s van de literatuurwetenschap komen voorbij: auteurschap, de vraag voor wie de schrijver schrijft, ballingschap, de functie van het schrijven, de vrouw in de literatuur, de zwarte vrouw in de literatuur, schrijven als therapie, vragen over het waarom van het schrijven en werkelijkheid in de literatuur.

Uitrusten in eigen werk als personage

Wat blijkt uit Deserteren, is dat Annelies Verbeke in de Nederlandse letteren niet alleen haar room of her own heeft, maar dat ze ook graag speelt met het meubilair ervan. In de novelle stelt ze directe vragen aan collega-schrijvers, doet ze soms zelfs een appèl op hen, corrigeert ze hen. Al aan het begin van het boek geeft ze een knipoog naar de reeds in de jaren zestig door Barthes aangekondigde dood van de auteur. De dood van de auteur leeft dus nog steeds (sic). Dat is althans wat de openingszin van de novelle suggereert: ‘Wie wordt daar opgegraven uit een modderige kuil (…). Hemeltjelief! Het is de auteur!’ De auteur is opgestaan en Foucaults vraag kan weer in alle onschuld worden gesteld: ‘Qu’est-ce qu’un auteur?’

Misschien ben ik door mijn eigen formatie extra gevoelig voor dit thema. In Roemenië is de hele ‘Generatie 80’ tot op de dag van vandaag bezig met het thema auteurschap. Mijn universitaire studies vielen precies tussen de aankondiging van Barthes en de vraag van Foucault in. We begonnen met Gustave Flauberts bekentenis ‘Madame Bovary, c’est moi’ en tot de laatste lesdag hielden we ons bezig met de vraag van Pierre Bourdieu in hoeverre Frédéric uit L’Éducation sentimentale met de woorden van Flaubert uit diens brieven spreekt.

Verbeke komt in dit verband met een verrassende en genuanceerde visie: de auteur is niet dood en wil ook niet dood. De auteur wil hooguit (af en toe) deserteren! In Deserteren is de Auteur namelijk moe, maar zeker niet dood. Moe, want ze schrijft al sinds de Ramayana aan (voegen wij in de geest van Stéphane Mallarmé toe) Het Boek. Volgens Mallarmé bestaat de wereld om daar terecht te komen. De tekst is universeel en de auteur schrijft hetzelfde verhaal als altijd, zoals alle generaties voor hem ook deden. Ralph Waldo Emerson beaamde: ‘Je zou zeggen dat één iemand alle boeken ter wereld heeft gemaakt; zo groot is hun innerlijke eenheid dat er geen twijfel over bestaat dat ze allemaal door hetzelfde alwetende individu zijn samengesteld.’ Emerson werd weer geciteerd door Jorge Luis Borges, die eraan toevoegde: ‘De wereldgeschiedenis is een oneindig geschreven boek dat alle mensen schrijven en lezen en proberen te begrijpen, maar waarin tegelijkertijd hun naam is geschreven.’ De auteur was nooit van plan om dood te gaan, hooguit om uit te rusten van zijn eindeloze karwei, door zijn verantwoordelijkheid als auteur tijdelijk neer te leggen en zich terug te trekken als personage in zijn fictie of die van anderen.

In lijn met Emerson en Borges verzucht Goethe in Verbekes Deserteren op een gegeven moment: ‘Ik ben dus zelf een tot literatuur verworden mens.’ ‘Dat zijn we momenteel allemaal’, antwoordt Mann dan. ‘Zoiets valt ook niet te verhinderen.’ Wie is de schrijver en wie is een personage? ‘Hij (Thomas Mann) kijkt de vrouw (Charlotte) twijfelend in de blauwe ogen – is ze de door hem gefictionaliseerde versie wel? Charlotte gaat staan en trekt zijn blik met zich mee.’ Het is niet voor niets dat Barthes zijn pet als criticus op had toen hij de auteur doodverklaarde; hij verkondigde dit niet in de rol van auteur. De Auteur in de tekst van Verbeke klaagt over de moeilijkheden waarmee het auteursbestaan gepaard gaat. Moeilijkheden die haar tot deserteren brengen, maar haar zeker niet uitroeien. Dit laatste wordt dus duidelijk aan het begin van de novelle, met de Auteur die uit haar graf verrijst; een rechtzetting van de door Barthes aangekondigde dood van de auteur. De metafoor van Verbeke zou carrière moeten maken: de auteur is hooguit af en toe schijndood, deserteert in zijn of andermans fictie, maar staat telkens weer op uit zijn schijngraf.

Ingelijfd in het oneindige gedicht

Tijdens het lezen van Verbekes boek heb ik me de vraag gesteld waarom ze voor Goethe en Mann heeft gekozen, en niet, bijvoorbeeld, voor Flaubert en Guy de Maupassant. Flaubert was voor Maupassant net als Goethe voor Mann immers Het Grote Voorbeeld. Maar anders dan Mann Goethe heeft Maupassant Flaubert nooit tot personage in zijn eigen werk gemaakt. En Verbeke had juist personages nodig die de theorie van onder anderen Percy Shelley bevestigden: dat alle gedichten uit het verleden, het heden en de toekomst fragmenten zijn van een oneindig gedicht dat door alle dichters van de wereld wordt geschreven (A Defense of Poetry, 1821). Die theorie houdt namelijk ook in dat een auteur na tweehonderd jaar kan opduiken als personage in het werk van een andere auteur. Zit Goethe in Deserteren aan dezelfde tafel met Mann omdat Goethe Werther is?

De auteur is niet dood – maar een autonome schepper, geheel en al verantwoordelijk voor zijn eigen werk, is hij evenmin. De Tekst waaraan hij werkt, is immers vierduizend jaar geleden begonnen, in de beroemde bibliotheek van Assurbanipal in Nineve, en nog steeds wordt er aan geschreven. T. S. Eliot legt dit punt net anders uit: in zijn essay Tradition and Individual Talent (1919) stelt hij dat een dichter zich altijd te verhouden heeft tot de traditie als geheel; het werk van een dichter kan alleen beoordeeld worden in vergelijking met de werken uit het verleden. Borges beaamt dit gebrek aan auteursautonomie weer op een andere manier. In een van zijn essays rept hij van een man die een verhaal schrijft en ontdekt dat het verhaal zich tegen zijn bedoelingen in ontwikkelt. De personages gedragen zich niet zoals hij wilde, er vinden onvoorziene gebeurtenissen plaats en er wordt een catastrofe aangekondigd die hij tevergeefs probeert te voorkomen.

De auteur mag dan niet dood zijn, wel heeft hij een klacht: hij lijdt aan een chronisch gebrek aan autonomie en zelfbeschikking, kan zelfs zomaar door een andere auteur als personage worden ingelijfd. In Deserteren vertelt de Auteur zelf: ‘Ik mag het niet meer pikken mij te laten vernederen door de neerbuigenden, de onbegrijpenden of de door nijd verstikten, mijn credits niet te krijgen, mijn tijd te laten verprutsen door kwaadaardige parasieten.’ Wat dán het lot van de schrijver is? Goethe en Mann zeggen het in koor: ‘We gaan allen onder in wanhoop! Eer dan ook de wanhoop! Want de wanhoop zal je laatste gedachte zijn!’

Le roi est mort, vive le roi!

Literaire grootheden, echt en fictief, zijn lang niet de enigen die voorbijkomen in Deserteren. Annelies Verbeke onderschat haar lezer niet. Er komen ook paarden die zelfmoord plegen voorbij, ‘een edel soort paarden, die als ze verschrikkelijk worden verhit en opgejaagd instinctief…’ Deserteren is een zwarte komedie met schrijvers en hun personages. Werther pleegt zelfmoord en ligt met zijn hoofd op het bureau van de Auteur, een paar seconden voordat de man van de Auteur naar huis komt, haar een ‘malse kus’ op de lippen geeft en vraagt of ze goed geschreven heeft. Een scène uit het leven van de Auteur. Het verhaal eindigt met een scène waarin de Auteur de vijand, Stanislav Poepmans genaamd, verandert in een kind van drie en hem op schoot zet. Ze weet dat als ze nog een keer zou blazen, Poepmans zou verdwijnen. Maar dat doet ze niet. Een beetje weerstand kan namelijk stimulerend werken.

Je zou kunnen concluderen dat Verbeke zich in Deserteren uit tegen de traditionele kijk op de literatuurgeschiedenis, waartegen ook Barthes tot het einde van zijn leven heeft gevochten. Tegen de literatuurgeschiedenis die drijft op de idee dat we, wanneer auteurs sterven, een ‘laatste’ exegese van hun werk kunnen geven, hun werk daarmee ‘uitgeïnterpreteerd’ en dood verklarend. Zoals Barthes zei: ‘ons wordt gevraagd te wachten tot de auteur dood is om hem “objectief” te kunnen behandelen’. Gaat de Auteur aan het eind van Deserteren weer in haar graf liggen? Zeker niet. Misschien denkt ze er af en toe aan deserteren, maar ze schrijft al vierduizend jaar haar Tekst en is niet van plan te stoppen. Le roi est mort, vive le roi!

Noot
(*) Zie bijvoorbeeld deze beschouwing van journalist Haro Kraak, die in 2020 een kleine trend onder jonge schrijvers ontdekte om over zichzelf en dus over schrijverschap te schrijven: https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/waarom-schrijven-schrijvers-zo-graag-over-schrijvers~bbcd9d42/. Dat men dit in Nederland kennelijk pas vorig jaar is gaan doen, wijst op een schril contrast met de rijke tradities aan schrijverschapsreflecties in vele andere taalgebieden.

De Nederlandse Boekengids,

The Dutch Review of Books, 14 juli 2021

Lees verder

Oppervlakkig

Oppervlakkig

Ik weet niet waarom, maar in één weekend zag ik twee documentaires over Afrika én aankondigingen voor nieuwe Afrika-boeken. In de media is het klimaat afgevinkt, het is nu tijd voor slavernij. Ik zeg dit met enige ironie, want het onderwerp is uiteraard meer dan nuttig, maar ik stoor me aan andere dingen, bijvoorbeeld het taalgebruik waarin we informatie geven over een zo pijnlijk verleden, pijnlijk, ook voor de Nederlander. We leven in bijzondere tijden, de geschiedenis zoals we die kennen, is net de Titanic die op de ijsberg stuit. En ik vraag me af of de taal na het zinken onder de overlevenden zal zijn. Wat me precies stoort? Iets wat ik toch typisch Nederlands vind: het taalgebruik van degene die al eeuwen gewend is om te beslissen. Je ziet het in alle compartimenten van de maatschappij, van vergaderingen tot burenruzies. Eerst ergerde ik me lichtelijk aan ‘Ondersteboven van Afrika’, waarin Waldemar Torenstra ‘op een motor door Afrika rijdt, op zoek naar verhalen die niet eerder zijn verteld met historische feiten en de huidige situatie’. Daar heb je hem weer: die vrolijke, opgewekte Nederlander die zelfs de geschiedenis het hoofd kan bieden. Tegen de Afrikaanse boer die een ernstige definitie van de Afrikaner geeft, zegt hij met een brede lach: ‘Dit is een serieus onderwerp voor jou, hè?’ En tegen de afstammeling van het San-volk zegt hij dat we allemaal San zijn, hijzelf ook.
Niet dus! We zijn niet allemaal San, zoals we ook niet allemaal Afrikaner zijn. Waarom begrijpen we niet dat goede apparatuur en betaalde reiskosten geen substituut kunnen zijn voor empathie? ‘We’ zijn geen kolonisten meer, maar ik kan me onmogelijk níét afvragen wat de boer voelde na zo’n oppervlakkige opmerking, of wat de San-afstammeling dacht na zo’n ongenuanceerde conclusie. Wat is het verschil tussen iemand die nooit van Afrikaners en Khoisan heeft gehoord en een oppervlakkige Nederlander die denkt dat hij van alles kan zeggen, omdat hij toch uit een andere werkelijkheid komt, waarin hij wordt betaald voor zijn ‘avontuur’ in Afrika? Op dezelfde dag las ik de promotietekst voor een nieuw boek over Afrika. Die zei niets over het boek, maar veel over ‘ons’: ‘Markeerde de aankomst van de Nederlander Van Riebeeck inderdaad het begin van veel huidige problemen in ZuidAfrika? En waarom weten Nederlanders zo weinig van dit stukje van hun eigen geschiedenis?’ Let op ‘inderdaad’.
Ergert u zich ook aan dit taalgebruik? Dan heb ik een tip: de andere documentaire, ‘Opstand op de Neptunus’, over de bloedigste opstand op zee in ons slavernijverleden. Verteld met gevoel, in een mooie taal. Misschien omdat de voorouders van de verteller aan de andere kant van de geschiedenis stonden, aan de kant die geen beslissingen kon nemen.

Den Haag Centraal, 8 juli 2021

Lees verder