Blogs

Safe in Zuid-Afrika

Safe in Zuid-Afrika

Op de gewone vraag ‘Kun je lopen tot het centrum?’ wordt in Zuid-Afrika anders geantwoord dan verwacht. Je rekent op iets als ‘Jazeker, tien minuutjes lopen’, maar je krijgt als antwoord: ‘Het is safe.’ Of: ‘Dat is niet safe.’ Afhankelijk van waar je bent, op Longstreet in Kaapstad, waar niemand je na 17.00 uur nog naartoe stuurt, of in Seepoint tien minuten verderop, waar alles weer safe is. Maar wat betekent ‘niet safe’ eigenlijk? De jongen die op Longstreet voor onze auto zou zorgen (zijn woorden) kwamen we een kwartier later aan de andere kant van de wijk tegen. ‘Jullie auto is safe,’ zei hij. En toen we weer terug bij de auto waren, verscheen hij als de geest uit de fles om zijn gage te krijgen. En wat is ‘safer’: je rugzak op je buik of op je rug?
‘Ik wil geen geld,’ zeggen de bedelaars hier in Kaapstad, ‘alleen iets te eten.’ In het township Langa (wat in het Xsosa ‘zon’ betekent) voelde ik, toen we bij iemand naar binnen gingen, hoe mijn longen krompen van de schimmel op de muren en in de lucht. Een paar keer moest ik naar buiten om weer naar binnen te kunnen. De gids vertelde iets in rap Kaapstad-Engels en liet een plastic bord zien. We bedankten hem en gingen naar buiten voor frisse lucht. ‘Was dat bord om geld te doneren?’, vroeg ik en hij knikte, blij dat we het eindelijk begonnen te snappen.
Wat is safe? Al die kinderen in het township die blootsvoets met open armen naar je toe rennen alsof je god bent, of het zelfgemaakte bier van melk en maïs dat ik in een geïmproviseerde bar die ook een ziekenhuis of supermarkt of kerk had kunnen zijn, als enige weigerde te proeven? Al jaren laat ik mijn zwakke maag beslissen of iets safe is of niet, en ik luister altijd naar wat deze zegt. Wat is safe? ‘Onze lichamen zijn sterk,’ zei de chauffeur. ‘Wij kunnen tegen de vervuiling, jullie, blanken, niet.’ HIV bestaat niet volgens hem, in ieder geval is het niet gevaarlijk. Wat is safe? Het eerste wat ik in het township zag, waren veertig geslachte schapenkoppen op een plank. De ogen open, vliegen eromheen en gedroogd bloed op de vacht. De hele rit heb ik mijn maag zowat in mijn handen gehouden. Wat is safe? Op de geïmproviseerde markt nog eens vijftig verse, vers geplukte kippen, zogenaamde ‘flk’: fresh Langa kip. Eén keer in je leven moet je die proeven!
Maar echt unsafe heb ik me geen seconde gevoeld. Ik heb nog tien dagen te gaan. Ik hoop dat mijn maag en ik safe naar huis komen. Meer vegetariër dan ooit!

Den Haag Centraal, 4 juli 2019

Lees verder

Amsterdam zegt sorry

Amsterdam zegt sorry

De gemeente Amsterdam gaat sorry zeggen, de eerste Nederlandse gemeente die haar excuses aanbiedt voor het slavernijverleden. Het is een ding, dat ‘sorry’. Iedereen lijkt er moeite mee te hebben, ook naties. In de geschiedenisboeken waarmee ik ben opgegroeid, stond dat mijn volk nooit een ander volk had onderdrukt (zigeuners werden niet meegeteld, toen niet, nu niet).
Maar elke natie heeft zijn lijken in de kast, sommige een heel kerkhof, andere een paar vingerkootjes en af en toe een tong. Collectieve schuld is moeilijk te bekennen. Regimes worden niet gemakkelijk als misdadig bestempeld. In mijn land van herkomst werd het communisme pas zeventien jaar na de val van de Muur ‘misdadig’ verklaard, ‘sotto voce’. En er zijn altijd stemmen gebleven die het anders karakteriseren. Slavernij, apartheid, totalitarisme, genocide, uitroeiing, het zijn net verkrachtingen waarbij de verkrachter nog zoek is. Decennialang, eeuwenlang. Het verschil is dat de nakomelingen van een natie met velen zijn. Ze krijgen een stem en gebruiken die. Tussen de naties is geen Jane Doe. Maar er waren wel veel Saartjie Baartmans.
Europa heeft geen waarheids- en verzoeningscommissie, zoals Zuid-Afrika of Chili. We geloven in internationaal recht en niet in verzoening. Toch zegt de gemeente Amsterdam ‘sorry’. Ik hoor de hordes stemmen al die er tegen zijn. Daarom moet het ook gemeentegewijs worden gedaan en niet per land. Want een kleinere groep is williger dan een grotere. En toch, zo tolerant en progressief als wij Nederlanders denken te zijn, zijn we niet de eersten die ‘sorry’ zeggen. Liverpool, Benin, Frankrijk, Ghana, Londen, de Amerikaanse senaat, de Raad van Kerken en Charleston gingen ons voor. Maar als we het volhouden, voorzie ik in 2020 een blanke ‘zwarte’ piet op klompen. Ten minste de kleuters zullen dan niet meer schrikken.
Tijdens het communisme circuleerde er in mijn geboorteland clandestien een boek dat ik op mijn veertiende ook in handen kreeg. Een samizdat. ‘Bid voor degenen met macht’ heette het. Voor het eerst in mijn leven vroeg iemand zich af wie eigenlijk de overwinnaars waren. Het deed mijn hersenen bijna opzwellen, maar het veranderde mijn kijk op mijn toen kleine wereld.
‘Sorry’ is een teken van kracht, niet van zwakte. De geschiedenis heeft geen tapijt dat groot genoeg is om al de shit eronder te houden. Dit is juist de paradox van de geschiedenis, het boemerangeffect: wat je hebt weggeveegd, komt terug.
Amsterdam laat nog eens zien dat het geen Nederland is, maar Amsterdam. En hoewel ik Haagse ben en blijf, voel ik me ook heel Amsterdams.

Den Haag Centraal, 27 juni 2019

Lees verder

De migrant

De migrant

Voor een artikel over migranten werd me gevraagd of ik wilde vertalen voor Roemenen die in de kassen werken. Om vijf uur ’s ochtends moest ik ergens op een plein in Den Haag zijn, waar ze met busjes worden opgehaald. En als je ziet hoeveel mensen om half vijf op de bus naar de kas wachten, doet dat iets met je. Vooral als je, zoals ik vaak, rond die tijd juist naar bed gaat. Voor vijven vertrokken de meeste bussen al. Maar ik trof geen enkele Roemeen. Bij iedereen aan wie ik vroeg of hij Roemeens sprak, bleek ik me te vergissen. De universele vraag uit de ‘Lettres persanes’ van Montesquieu kwam bij me op, ondanks het vroege tijdstip: maar wat betekent Pers (Roemeen) zijn eigenlijk? Dat vroeg ik me af toen ik daar, met de oren gespitst om een Latijns woord op te vangen, op dat plein stond. Veel Slavische woorden hoorde ik. Vooral Bulgaren, geen Roemenen. Voor een Nederlander is dat één pot nat: we komen allemaal uit Oost-Europa. De tipgever had Bulgaren ook voor Roemenen aangezien. Meermalen stak ik het plein over waar ze in groepjes stonden. “Vorbiți românește?”, spreekt u Roemeens?
Sommigen waren al aan hun derde sigaret bezig toen hun bus om vijf uur kwam. Ze durfden geen ja of nee te antwoorden op mijn vraag, ze verstonden de vraag niet, hoewel ik die ook in het Nederlands en Engels stelde. “Ja,” zei een hoofd ineens, “ja, ja, ja.” De vrouw naast het hoofd zweeg, maar de man trok haar ook een stap naar voren. Twintig jaar jonger dan ik. Hij – enthousiast, zo opgewekt dat hij bijna licht gaf – maakte duidelijk dat zij ook Bulgaren waren, dat ze op de bus naar de kas wachtten. Of wij onderdak zochten? Of werk? Hij stond klaar om ons aan een huis te helpen, maakte hij duidelijk, maar niet in woorden. Nee, we wilden een paar vragen stellen. O, die wilde hij zó graag beantwoorden, alleen verstond hij veel van onze woorden niet. Maar zó graag had hij ze willen verstaan! Alles wat het Westen te bieden had, wilde hij. En in ruil voor hoop gaf hij zichzelf volledig. Hij kwam niet klagen over het Westen, hij zocht een kans! Een paar seconden leken wij zijn kans in deze wereld. Hij zat al in de bus, we waren met iemand anders in gesprek toen hij terugsprong om ons zijn nummer te geven. Want, wie weet, misschien hadden wij een kans voor hem. Niet smekend, niet met opgegeven hoop, niet brutaal, maar met licht in zijn ogen, met een oprechte glimlach, met de wil en een American dream die ons Westen hem niet zal ontnemen, hoop ik.

Den Haag Centraal, 20 juni 2019

Lees verder

Noa

Noa

Dat Noa Pothoven wereldnieuws is geworden, interesseert de Nederlandse journalistiek meer dan de feiten zelf. Dat zelfs de paus over haar twitterde, is belangrijker dan dat zij als meisje van zestien de doodswens had uitgesproken, en dat haar overlijden toch geen euthanasie was, belangrijker dan het feit dat het meisje van zeventien voor de dood koos. Ook dat buitenlandse kranten zich in de doodsoorzaak vergisten, is belangrijker dan dat een meisje van zeventien voor de dood koos. Deze wereld heeft Noa gedood. Op jonge leeftijd was ze aangerand en verkracht, schrijven de kranten.
Hou oud was het meisje dat op haar zeventiende stierf, toen ze werd verkracht? Zijn de daders gestraft? Hoe kan het dat een meisje van zeventien wil leven, maar dat de pijn ondraaglijk wordt? ‘Er was geen hoop meer voor haar,’ zou haar psycholoog hebben gezegd. Dat las ik, maar ik hoop dat ik me vergis. Hoe kan een psycholoog zeggen dat er geen hoop meer is? Wat voor wereld is dit? In wat voor wereld voeden wij onze kinderen op? Waar zijn de daders? Waarom worden meisjes verkracht? Misbruikt, aangerand, mishandeld? Waar gaat het mis in de wereld? Waarom zijn er zo veel vrouwelijke slachtoffers in deze wereld?
Lieve Noa,
Je hebt de zonden van de daders op je schouders meegedragen tot je niet meer kon lopen! Je hebt een boek geschreven dat aan iedereen kan laten zien welke gevolgen een verkrachting heeft, je hebt ons het geschreeuw van je pijn laten horen. Zullen degenen die oren hebben, het horen? Wie zijn de daders?
Zullen de daders berouw hebben? Zullen toekomstige daders berouw hebben voor hun toekomstige daden? Zullen wij schaamte kennen voor wat wij niet hebben kunnen doen voor jou?
Vergeef ons, lieve Noa, voor wat we je hebben aangedaan! Geen enkele therapie kon je pijn verdraaglijk maken, zeggen de psychologen. Vergeef hen! Vergeef het ons dat we je niet hebben kunnen helpen, vergeef het ons dat we je kruis niet in tweeën hebben kunnen delen, of in drieën, of in een paar miljard stukken, voor elke dader een stuk, voor elk van ons een stuk.
Vergeef het ons dat we niets wisten te doen toen jij besloot om niet meer te eten; vergeef ons, die nog jarenlang zullen eten. Vergeef het ons dat we je pijn niet kenden en niet wisten hoe we konden helpen. Vergeef het ons dat we jongens krijgen die aanranden en verkrachten. Vergeef het ons dat we wolven van hen hebben gemaakt en geen mensen, vergeef het ons dat we de wereld voor jou niet beter hebben kunnen maken.
Vergeef ons, die jouw naam pas noemen na je dood. Vergeef het ons dat pas jouw dood onze harten verscheurt.
Vergeef ons.

Den Haag Centraal, 13 juni 2019

Lees verder

Asielkinderen

Asielkinderen

Enkele jaren geleden stonden we als Nederland in de top drie qua gelukkigste kinderen op aarde. Ik herinner me mijn verbazing nog. Het leven valt altijd buiten de statistieken, vooral onderwerpen als geluk, en zeker: gelukkige kinderen. Wil je meten welk land de grootste hoeveelheid kaas eet, het meeste gas of water verbruikt, de langste inwoners heeft? Toon me de statistieken en ik zal de cijfers niet in twijfel trekken. Maar geluk, bij kinderen? Aan deze statistiek dacht ik weer toen ik las dat er in de afgelopen vierenhalf jaar 1600 asielkinderen zijn weggelopen uit Nederlandse opvanglocaties. Waarheen? Geen enkele statistiek die het kan vertellen. Ik neem aan dat de kinderen niet uit protest tegen de statistieken van drie jaar geleden wegliepen – hoewel ze alle recht op protest hadden, aangezien zij in die statistieken niet meetelden; asielkinderen zijn immers, hè hè, geen Nederlandse kinderen. Je moet zo’n papa met een Nederlands paspoort hebben om niet buiten de geluksstatistieken te vallen. De vraag waar deze kinderen heen zijn gegaan, is geen retorische vraag. Naar familie in Europa, terug naar huis of de prostitutie in? De laatste variant zegt mij dat ze ook niet in de statistieken van de gelukkigste volwassenen zullen terechtkomen.
De opvangcentra zijn open en je kunt weglopen zonder te melden waar je heen gaat. Ik vraag me af wie voor zo’n beleid verantwoordelijk is. Wie doet in zo’n opvangcentrum elke nacht het licht uit? Of baseren we ons op het gezegde ‘hoe minder, hoe beter’? Een getraumatiseerd kind wordt een getraumatiseerde volwassene als hij in leven blijft. En als een kind vertrekt zonder het te melden, is dat niet uit een teveel aan geluk. Zijn deze losgelaten, verlaten kinderen van niemand?
Ik herinner me de jaren van de Roemeense transitie in mijn internaat, in een stad niet ver van Boekarest. Voor de revolutie mochten we eens per week ‘naar buiten’, met een verlofbriefje van de pedagoge; na de revolutie stond er niemand meer bij de poort en was er geen pedagoge meer in het internaat. Vandaar dat mijn herinneringen aan vrijheid samenvallen met herinneringen aan klasgenoten die hevig bloedden na een abortus en andere gebeurtenissen die ons ook buiten de statistieken van gelukkige kinderen hielden. De gevaarlijkste jaren in mijn leven, de transitiejaren. Soms heb ik het gevoel dat ik nog steeds in de transitie zit, dat ik er nooit uit ben gekomen.
Asielkinderen zitten ook in een transitie, van oorlog naar… Naar wat? Niet naar de statistiek van de gelukkigste kinderen van Nederland, hoewel het land waar ze de transitie doormaken wel voor hen verantwoordelijk zou moeten zijn. Niet per se voor hun geluk, maar voor hun leven.

Den Haag Centraal, 6 juni 2019

Lees verder

Overig

Overig

Ik stel voor om, als je aan buitenlanders het politieke systeem in Nederland (lees: Den Haag) – Eerste Kamer, Tweede Kamer, et cetera – wilt uitleggen, je verplicht bent ook het verschijnsel ‘overige’ te noemen. Want als buitenlanders denken dat de keurige Nederlandse politiek hier maar saai is, weten ze nog niets over het belangrijkste deel van de polderpolitiek: de afdeling ‘overige’. En wie nu denkt dat ‘overige’ alleen een map op de computer met een paar moorden, verkrachtingen en andere lieve gebaren van vluchtelingen is, heeft het mis. Nee, de map ‘overige’ is ‘key’ om Den Haag beter te begrijpen. Essentieel bij de inburgering, maar ik denk dat ook de gewone Nederlander bij uitleg gebaat zou zijn. Ik stel ook voor om de map ‘overige’ in alle statistieken te laten zien, omdat die een essentiële gewoonte van het Nederlandse politieke dier bevat: de poep onder het tapijt schuiven. Nederlandse politici denken dat wat je niet ziet, niet stinkt, maar in werkelijkheid verga je van de stank van wat je onder het tapijt schuift.
Dat staatssecretaris Harbers na veel gedoe in de coulissen uiteindelijk ontslag nam, heeft veel zand gestrooid in de ogen van degenen die sowieso een bril nodig hebben om het Nederlandse politieke woordenboek te lezen. Maar de politieke gymnastiek kent acrobatische toeren die zelfs Nadia Comăneci, de turnster die in ’76 driemaal goud won op de Olympische Spelen, jaloers zou maken. Zo’n ongelofelijke dans op de hypocrisiebalk maakt Farah Karimi, die als Oxfam Novib-directeur vertrok en werd voorgedragen als Eerste Kamerlid voor GroenLinks. Als u niet weet wie Karimi is, denkt u misschien dat haar spagaat in de hoge Haagse kringen normaal is, maar zij is degene die sinds 2012 op de hoogte was van de seksfeesten van Oxfam-medewerkers in Haïti en dat verzweeg.
In een Elsevier-interview noemt ze zichzelf ‘eerlijk en onafhankelijk’. Daardoor weet ik dat het woord hypocrisie niet in haar woordenboek staat. Op het Haagse festival Writers Unlimited stond ze jaren achtereen op het podium om moedige journalisten en dichters aan te kondigen die in eigen land gevangenisstraf hadden gekregen. Zij, die jarenlang seksfeesten verzweeg en dat, als deze niet openbaar waren geworden, nog steeds had gedaan, prees mensen aan die, omdat zij zo’n talent níet hadden, soms voor jaren in de gevangenis zaten. Vanwege haar talent werd ze ook bestuursvoorzitter van dezelfde organisatie; wie zo’n spagaat kan maken, draagt immers bij aan het behoud van meer dan een kwarteeuw subsidie voor het festival.
Ik stel nog eens voor om spiegels te monteren op de weg van Oxfam Novib naar de Eerste Kamer en daarvandaan naar Writers Unlimited en terug. Wie weet, misschien ziet ze zichzelf daar een keer in en schrikt ze. Zij en vele anderen.

Den Haag Centraal, 30 mei 2019

Lees verder

De dood van een emigrant

De dood van een emigrant

De necrologierubriek in de NRC was dit weekend gewijd aan een Roemeense. Ik kon niet het hele artikel lezen omdat mijn abonnement is verlopen, maar voldoende om te begrijpen dat het over een Roemeense vrouw (zoals ik) ging, die (zoals ik) in Nederland woonde. Acht jaar ouder dan ik en al langer in Nederland dan ze in Roemenië had gewoond.
Zonder dat ik haar kende, heeft haar dood me diep geraakt. Ik begrijp niet goed waarom. Waarom zou het leven als emigrant prima zijn, maar doodgaan als emigrant minder prima? Zelf zou ik niet willen sterven in Roemenië. Waarom heb ik dan toch zo gehuild bij de dood van een onbekende? Is de dood van een emigrant dramatischer dan zijn leven?
Het voelt misschien alsof je twee keer bent ontheemd: uit je eigen land én uit je eigen dood. In mijn geboortedorp was het ergste wat iemand kon overkomen ‘doodgaan onder vreemdelingen’. Als dat gebeurde, moest het dorp álles doen om de dode terug naar huis te halen. Alsof hij thuis minder dood zou zijn. En toch. Waarom was ik nu zo ontdaan?
Misschien omdat emigratie al een soort dood is. Voor degenen die je achterlaat, neven, nichten, verre familie, ben je immers soms al dood. ‘Hoe heette die in Nederland woont ook alweer?’ Sommige emigranten houden contact met hun achtergebleven familie, anderen niet. Sommigen gaan in alle vakanties terug en hebben zelfs een vakantiehuisje in het vaderland, bij de zee of in de bergen. Maar veel emigranten kunnen geen vakantie vieren in hun achtergelaten geboorteland. Sommigen gaan na hun pensionering terug; het leven dat ze als migrant hebben gehad, voelt ineens als een droom, alsof het er niet geweest is. Maar anderen vervreemden al vanaf hun eerste jaren in het buitenland, doen hun uiterste best om te integreren, veranderen, worden andere mensen, die niet veel meer te maken hebben met wie ze waren toen ze elke dag nog in hun eigen taal spraken, maar die ook niet volledig westers zijn geworden. Hun ziel zweeft boven twee culturen. Tot de dood komt.
Wie was zij, de vrouw uit de necrologie in de NRC? Was ze gelukkig? Heeft ze hier iets kunnen opbouwen? Verlangde ze naar teruggaan? Likete ze de Facebookberichten van haar verre familie?
Misschien was ik zo ontdaan door haar dood omdat de dood zo definitief is. Zij kan niet meer terug naar Roemenië, ze kan het niet meer goedmaken met degene die ze dertig jaar niet heeft gezien.
Heeft de dood van een emigrant andere connotaties? Misschien is de enige echte dood ook een soort emigratie en zullen we het ‘daar’ goed hebben. We zullen ons sneller aanpassen, dat zijn we immers al gewend.
Rust zacht, Raluca Constantinescu!

Den Haag Centraal, 23 mei 2019

Lees verder

Poep

Poep

De banaalste dingen helpen soms om levensinzicht te krijgen. Al twee weken filosofeer ik over een zakje hondenpoep dat vlak bij mijn huis op twee meter van de vuilnis ligt. Hoeveel emoties en gedachten dat zakje al niet heeft veroorzaakt!
Hoeveel inzicht in de menselijke natuur het heeft gegeven! Want degene die niet kon mikken, was níet de hond! Meer dan ooit denk ik over hoe de mens is gemaakt en wat hem in actie brengt, in dit geval: het zakje doet oprapen en in de container gooien.
Gemakkelijk gezegd. Want sommige mensen, zoals ik, hebben een zwakke maag en doen alsof ze de poep niet zien. Niet gezien, niet over gepraat, kan betekenen dat het niet bestaat! Maar toch. Het zakje poep ligt er. Elke dag. In de regen, in de zon. Ik begin te vrezen dat de poep er niet voor niets ligt, maar met een doel.
Het begon misschien met een luie hondenbezitter die de poep wel in een zakje deed, maar het zakje niet in de container. De poep was van de hond, maar hoorde bij de mens toen die hem in het zakje deed.
Maar omdat de hondenbezitter niet kon mikken of gemakzuchtig was, werd de poep van ons allemaal in de wijk, tenminste van degenen die de vuilnis in ‘onze’ container doen. Je kunt dus ook redeneren: hoe meer mensen bij wie de drol hoort, hoe onduidelijker wiens plicht het is om deze op te rapen. De hondenbezitter deed het niet; het is dus aan ons, maar aan wie precies? Moeilijke vraag.
Wat het nog moeilijker maakt, is dat natuurverschijnselen als regen, wind en zelfs de zon de conditie van het zakje hebben veranderd. De poep begon hierdoor aan twee kanten naar buiten te lopen. Degenen met een sterke maag kunnen zien dat de tegels rond het zakje de oorspronkelijke kleur van de poep hebben aangenomen. Ik maak nu een grote stap over de poep heen om er niet middenin te stappen, maar doe het gracieus als een ballerina.
Ik wed dat ik niet de enige ballerina in de wijk ben. Nog iets: het wordt steeds moeilijker om de poep op te rapen. De ouderwetse container wordt bovendien vervangen door een moderne, ondergrondse, die je alleen met een persoonlijke alfvalpas kunt openen. Dit was de echte reden van de enige onenigheid, eergisteren rond de container toen ik dacht, zoals Diogenes de Griek, dat ik toch een mens had gevonden naar wie ik kon uitkijken omdat hij de poep had opgeraapt. Inmiddels is de oude container verplaatst. Elke ochtend komen er twee mensen van de gemeente die de plek voor de nieuwe meten. Er komen wel veranderingen, alleen de drol lijkt onveranderd, hoewel ie elke dag breder wordt.

Den Haag Centraal, 16 mei 2019

Lees verder

Gemeente Den Haag

Gemeente Den Haag

Als ambtenaar mag je geen eigen mening hebben. Ook als je parttimeambtenaar bent, mag je in je vrije tijd je kop niet boven het maaiveld uitsteken. Wie het weet, die kent het. Maar handtastelijk zijn en vrouwen aanranden mag kennelijk wel. De gemeente Den Haag nam onlangs een man aan die eerder bij de Tweede Kamerfractie van GroenLinks was ontslagen, omdat hij zich aan een stagiaire had vergrepen. In de pers wordt over hem geschreven alsof hij de eerste ambtenaar met een verleden als vrouwenmisbruiker zou zijn. Macht erotiseert, ook bij ambtenaren.
Wat mij vooral verbaast, is dat de vrouwenaanrander werd aangenomen door een vrouw. Dat zij besloot over zijn indiensttreding. ‘Aan de benoeming is een procedure voorafgegaan met meerdere kandidaten en gespreksrondes. Hierbij werd gekeken naar kennis en opgedane ervaring.’ Alsjeblieft zeg, alsof we niet weten hoe het eigenlijk gaat! Dat de man bij GroenLinks was ontslagen vanwege vrouwenmisbruik telde niet. Wedijvert de gemeente Den Haag nu met de reclassering of de Haeghe Groep?
Terug naar de dame die hem aannam: wethouder Liesbeth van Tongeren. Er is een plek in de hel voor vrouwen die elkaar niet steunen! De woorden zijn van een andere politica, maar van een ander kaliber: Madeleine Albright. Het citaat kun je vrij interpreteren.
Zou wethouder Van Tongeren geen dochters, zussen, nichtjes of vriendinnen hebben? Benoemen terwijl je weet dat hij een aanrander is, een stagiaire tegen haar wil op haar mond heeft gekust en haar na het incident midden in de nacht in Den Haag alleen zou hebben achtergelaten, wetend dat ze daar niet weg kon. Het had jouw dochter kunnen zijn! Of een van je vrouwelijke collega’s bij de gemeente Den Haag.
Toen ik jaren geleden ongewenste nachtelijke mailtjes van mijn chef kreeg – ik was een paar jaar in Nederland – durfde ik dat aan niemand te vertellen. Ik hoopte dat iemand iets zou zien en begrijpen. Ik zat in een scheiding, met een kind, was buitenlands. Dat laatste was het moeilijkst: mijn baan was zo’n beetje alles wat ik had en ik was zo bang om hem te verliezen. Van mijn veel te vriendelijke baas hoorde ik dat er wel een collega naar een vertrouwenspersoon was gegaan om te klagen over het feit dat onze chef mij veel te veel aandacht gaf.
Maar er gebeurde niets. Niets. Niets. De vertrouwenspersoon vertelde het direct ‘in vertrouwen’ aan mijn baas zelf. En die liet het mij weten, met de subliminale boodschap: ‘Niemand geeft om jou, alleen ik, op mijn manier.’
Ik hoop dat de #MeToo-beweging meer dan een warme bries in een lange winter is. En dat de gemeente Den Haag dat ook begrijpt.

Den Haag Centraal, 9 mei 2019

Lees verder

Wim en Rob

Wim en Rob

Vorige week zat ik twee uur lang op een hoge stoel in een van de vele kunstenaarsateliers aan het Westeinde. Ik werd er geportretteerd door de schilders Wim Barends en Rob van Dolron. Het poseren en portretteren werd algauw een soort televisieprogramma, maar dan zonder publiek en alleen op ons netvlies opgenomen. Want zo voelde ik me gedurende de twee uren in het sterk naar – wat anders? – terpentijn ruikende atelier. Ik vergat helemaal dat ik aan het poseren was en het portret was twee uur lang een bijzaak voor me, want de discussie, het gesprek met de twee schilders, vond ik veel te leuk. Het portret zelf werd zoals de camera bij de televisie: als het gesprek niet boeiend is, vergeet je geen moment dat je in een camera kijkt, maar als het gesprek interessant is, zie je hem niet meer. Zo was het ook bij Wim en Rob, ik vergat het portret helemaal. De gesprekspartners hadden veel te veel te vertellen: hoe ze 1968 als eerstejaarsstudenten hadden ervaren, waarom Braque superieur zou zijn aan Picasso, over de welvaart van Toulouse-Lautrec, de Vlaamse Primitieven, het in alle tijden moeilijke leven van een kunstenaar en de voor mij altijd boeiende discussie over kunst en ethiek, de vrijheid van de kunstenaar tegenover wat wel en niet mag in de kunst. En het waren niet per se deze onderwerpen die me de camera/het portret deden vergeten, maar de hele sfeer, de vriendelijkheid van mijn gesprekspartners, de sterke geur van terpentijn, het middaglicht in de grote kamer.
Ik ben een van de velen die Rob en Wim hebben geportretteerd. Ze doen het samen, één dag in de week, donderdags: een ballet van vier handen, terwijl de monden de gesprekken voeren. Van het portret werd met bijna geen woord gerept. De handen deden hun werk, zoals ze al vijftig jaar deden. Want zo lang werken Wim en Rob al samen. Ze doen niet alsof ze alles weten, ze zijn niet verbitterd door het leven, ze vullen elkaar aan. Vanaf mijn stoel voelde ik ook hun plezier, zag ik hun handen, hun stappen naar de tafel met verf achter hen. Geen seconde draaiden ze zich om, ze deden een pas zijwaarts om het penseel in de verf te dopen, de monden praatten verder, de handen vervolgden het ballet.
Volgende week krijg ik het portret. Ik heb het al gezien. En hoewel ik tijdens de ‘opnames’ veel heb gepraat en gelachen, zag ik in het portret mijn serieuze blik terug. Ik begreep ook dat we met de uitvinding van de camera iets hebben verloren: deze prachtige menselijkheid bijvoorbeeld, tijdens het poseren voor een portret, het gesprek, het prachtige, vierhandige ballet.

Den Haag Centraal, 2 mei 2019

Lees verder