Asielkinderen

Asielkinderen

Enkele jaren geleden stonden we als Nederland in de top drie qua gelukkigste kinderen op aarde. Ik herinner me mijn verbazing nog. Het leven valt altijd buiten de statistieken, vooral onderwerpen als geluk, en zeker: gelukkige kinderen. Wil je meten welk land de grootste hoeveelheid kaas eet, het meeste gas of water verbruikt, de langste inwoners heeft? Toon me de statistieken en ik zal de cijfers niet in twijfel trekken. Maar geluk, bij kinderen? Aan deze statistiek dacht ik weer toen ik las dat er in de afgelopen vierenhalf jaar 1600 asielkinderen zijn weggelopen uit Nederlandse opvanglocaties. Waarheen? Geen enkele statistiek die het kan vertellen. Ik neem aan dat de kinderen niet uit protest tegen de statistieken van drie jaar geleden wegliepen – hoewel ze alle recht op protest hadden, aangezien zij in die statistieken niet meetelden; asielkinderen zijn immers, hè hè, geen Nederlandse kinderen. Je moet zo’n papa met een Nederlands paspoort hebben om niet buiten de geluksstatistieken te vallen. De vraag waar deze kinderen heen zijn gegaan, is geen retorische vraag. Naar familie in Europa, terug naar huis of de prostitutie in? De laatste variant zegt mij dat ze ook niet in de statistieken van de gelukkigste volwassenen zullen terechtkomen.
De opvangcentra zijn open en je kunt weglopen zonder te melden waar je heen gaat. Ik vraag me af wie voor zo’n beleid verantwoordelijk is. Wie doet in zo’n opvangcentrum elke nacht het licht uit? Of baseren we ons op het gezegde ‘hoe minder, hoe beter’? Een getraumatiseerd kind wordt een getraumatiseerde volwassene als hij in leven blijft. En als een kind vertrekt zonder het te melden, is dat niet uit een teveel aan geluk. Zijn deze losgelaten, verlaten kinderen van niemand?
Ik herinner me de jaren van de Roemeense transitie in mijn internaat, in een stad niet ver van Boekarest. Voor de revolutie mochten we eens per week ‘naar buiten’, met een verlofbriefje van de pedagoge; na de revolutie stond er niemand meer bij de poort en was er geen pedagoge meer in het internaat. Vandaar dat mijn herinneringen aan vrijheid samenvallen met herinneringen aan klasgenoten die hevig bloedden na een abortus en andere gebeurtenissen die ons ook buiten de statistieken van gelukkige kinderen hielden. De gevaarlijkste jaren in mijn leven, de transitiejaren. Soms heb ik het gevoel dat ik nog steeds in de transitie zit, dat ik er nooit uit ben gekomen.
Asielkinderen zitten ook in een transitie, van oorlog naar… Naar wat? Niet naar de statistiek van de gelukkigste kinderen van Nederland, hoewel het land waar ze de transitie doormaken wel voor hen verantwoordelijk zou moeten zijn. Niet per se voor hun geluk, maar voor hun leven.

Den Haag Centraal, 6 juni 2019