Wim en Rob

Wim en Rob

Vorige week zat ik twee uur lang op een hoge stoel in een van de vele kunstenaarsateliers aan het Westeinde. Ik werd er geportretteerd door de schilders Wim Barends en Rob van Dolron. Het poseren en portretteren werd algauw een soort televisieprogramma, maar dan zonder publiek en alleen op ons netvlies opgenomen. Want zo voelde ik me gedurende de twee uren in het sterk naar – wat anders? – terpentijn ruikende atelier. Ik vergat helemaal dat ik aan het poseren was en het portret was twee uur lang een bijzaak voor me, want de discussie, het gesprek met de twee schilders, vond ik veel te leuk. Het portret zelf werd zoals de camera bij de televisie: als het gesprek niet boeiend is, vergeet je geen moment dat je in een camera kijkt, maar als het gesprek interessant is, zie je hem niet meer. Zo was het ook bij Wim en Rob, ik vergat het portret helemaal. De gesprekspartners hadden veel te veel te vertellen: hoe ze 1968 als eerstejaarsstudenten hadden ervaren, waarom Braque superieur zou zijn aan Picasso, over de welvaart van Toulouse-Lautrec, de Vlaamse Primitieven, het in alle tijden moeilijke leven van een kunstenaar en de voor mij altijd boeiende discussie over kunst en ethiek, de vrijheid van de kunstenaar tegenover wat wel en niet mag in de kunst. En het waren niet per se deze onderwerpen die me de camera/het portret deden vergeten, maar de hele sfeer, de vriendelijkheid van mijn gesprekspartners, de sterke geur van terpentijn, het middaglicht in de grote kamer.
Ik ben een van de velen die Rob en Wim hebben geportretteerd. Ze doen het samen, één dag in de week, donderdags: een ballet van vier handen, terwijl de monden de gesprekken voeren. Van het portret werd met bijna geen woord gerept. De handen deden hun werk, zoals ze al vijftig jaar deden. Want zo lang werken Wim en Rob al samen. Ze doen niet alsof ze alles weten, ze zijn niet verbitterd door het leven, ze vullen elkaar aan. Vanaf mijn stoel voelde ik ook hun plezier, zag ik hun handen, hun stappen naar de tafel met verf achter hen. Geen seconde draaiden ze zich om, ze deden een pas zijwaarts om het penseel in de verf te dopen, de monden praatten verder, de handen vervolgden het ballet.
Volgende week krijg ik het portret. Ik heb het al gezien. En hoewel ik tijdens de ‘opnames’ veel heb gepraat en gelachen, zag ik in het portret mijn serieuze blik terug. Ik begreep ook dat we met de uitvinding van de camera iets hebben verloren: deze prachtige menselijkheid bijvoorbeeld, tijdens het poseren voor een portret, het gesprek, het prachtige, vierhandige ballet.

Den Haag Centraal, 2 mei 2019