Blogs

Laffe maatschappij

Laffe maatschappij

Ik ben een van de velen die zijn geschrokken na het lezen van het onthullende artikel over de Haagse Julian A. in NRC. Kunstenaar. Zeg maar roofdier! Hoe is het mogelijk dat iemand die vrouwen anaal verkracht en drogeert, beurzen van 30.000 en 50.000 euro van het Mondriaan Fonds krijgt? Mannen zoals Julian bestaan, meer dan je denkt. Gaat de omgeving vrijuit? Is zijn school, de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, die al jaren geleden klachten over zijn wangedrag kreeg en er niets mee deed, ook niet schuldig? Is de politie, die ermee volstond de ontelbare klachten te verzamelen en tegen een slachtoffer te zeggen dat aangifte doen geen zin had, ook niet schuldig? En die leraren, zo onder de indruk van zijn talent? Zijn moeder, wier oogappeltje hij volgens NRC is? De galeriehouders die, horend over de misdaden van de ‘kunstenaar’, reageerden met woorden als ‘ik ben zijn vader niet’? Zijn zij niet allemaal medeschuldig? Als het om vrouwen gaat, zijn we een laffe maatschappij. Lees het goed: hoe laf zijn al die mannen die ‘iets’ over het afschuwelijke gedrag van de ‘kunstenaar’ hadden gehoord en niets deden? Een maatschappij waarin zoveel mannen met posities het gedrag van Julian A. tolereerden?
Waarom, mannen met posities, directeuren, galeriehouders, impresario Martin van Zomeren, waarom? ‘Ik ben misschien naïef geweest,’ reageert Martin van Zomeren in het Parool. Nee, Martin van Zomeren, naïef zouden wij zijn als we jou zouden geloven! Als je nu de naam van Julian A.
googelt, blijken de pagina’s bij de kunstinstellingen over hem subiet verwijderd. Zijn kunst doet er dus niet meer toe, als je hoort wat voor mens hij is. Maar wat voor mens hij is, was, zeker in de kunstwereld, ook al vóór de onthullingen van NRC redelijk bekend; toen verwijderde niemand de pagina’s over hem. Hypocrieten!
Binnen een bedrijf weet iedereen wie de viezerik is die vrouwen tegen hun wil wil aanraken. Meestal is er niemand die wat doet en wordt hij ‘getolereerd’, zelfs de vertrouwenspersoon doet vaak niets.
En als de viezerik, de engerd, een positie heeft, wordt hem juist ‘in vertrouwen’ verteld dat er iemand over hem klaagt. Deze week hoorde ik over een leraar, vertrouwenspersoon op een Haagse school, die meisjes lokte. Man, man, man! In deze laffe maatschappij voeden we onze dochters op. Niet alleen omringd door roofdieren, maar ook door hun laffe beschermers, vertrouwenspersonen, agenten, directeuren, galeriehouders.
Tijdens het schrijven van deze column had ik de titel van Raymond Queneau in mijn hoofd: ‘On est toujours trop bon avec les femmes’. Sodeju!

Den Haag Centraal, 5 november 2020

Lees verder

Bedelen

Bedelen

Ik heb een oog voor bedelaars, misschien ook een zwak. Ongetwijfeld door mijn herkomst. Daardoor heb ik in Parijs of Brussel ook meteen het gevoel dat ik thuis ben, waar het wemelt van de bedelaars, vreemden met wie je makkelijk in contact komt. Ze willen immers allemaal iets van je. Het wemelt er ook van de verhalen. Want waar pijn is, is een verhaal dat moet worden gebaard. Bij ons in Den Haag wordt deze verhalenvertellers vaak de mond gesnoerd. De Haagse regels zijn duidelijk, bedelaars tolereren we niet; als er een aan de horizon verschijnt, wordt hij gesaneerd, nog lang voordat je zijn verhaal kunt horen. We geloven meer in succesverhalen en ik hoop dat u de volle ironie van deze zin voelt. Vandaar mijn verbazing dat kennelijk niemand het drama ziet of wil zien dat een uitgebuite vrouw in Den Haag centrum meemaakt. De politie niet, de sociale dienst niet, niemand. Haar naam ken ik niet, ook die van haar uitbuiter niet. Een dunne vrouw, donkerblond haar tot op haar schouders. Al jaren zie ik haar in het centrum bedelen, eerst halfslachtig, duidelijk gedwongen, helemaal niet overtuigend. Nu, een paar jaar later, loopt ze er nog steeds. Magerder dan toen, krommer en wanhopiger. De tranen spatten nu uit haar ogen, ze heeft bijna geen stem meer. De woorden mompelt ze onduidelijk en ze smeekt iedereen om iets te geven.
Haar uitbuiter ken ik ook al jaren van gezicht, ik heb hem jaren geleden aangesproken toen ik zijn ‘praktijk’ ontdekte en ik heb ook de politie ingelicht. Een man met een getint uiterlijk, een smal gezicht en langwerpige ogen, en met een gouden ketting om, meestal op de fiets, nooit ver van zijn slachtoffer vandaan. Jaren geleden zag ik hoe hij haar sloeg, omdat ze haar kunstje niet overtuigend genoeg deed. Nu, een paar jaar later, is zij een ruïne, een wandelende ‘Schreeuw’ van Munch in onze stad; de man lijkt relaxter, maar niet minder alert.
Ik kom beiden dus bijna dagelijks tegen. Vanochtend zat de vrouw voor de Zara en fietste hij niet ver van de Jumbo. Ik volgde zijn blik en zo bemerkte ik dat mijn fietstas openstond. Hij ziet alles, volgt alles, kent de stad en zijn mensen beter dan u en ik, vermoed ik. Hij buit niet alleen dat arme vrouwtje uit, maar ons allemaal, wij die haar willen helpen.
Vandaar dat ik iedereen die hen kent vraag om aangifte tegen de man te doen, ik vraag de wijkagent in Den Haag centrum om alerter te zijn en de sociale dienst om in te grijpen. Als je het centrum van Den Haag kent, weet je welke vrouw en uitbuiter ik bedoel. Help haar!

Den Haag Centraal, 29 oktober 2020

Lees verder

I beg to differ

I beg to differ

Het komt goed met Den Haag, heb ik mezelf verzekerd toen ik dinsdagavond om 23.00 uur de stad doorkruiste. Ik kwam van de eerste editie van ‘I beg to differ’, een nieuw debat in Den Haag. Nieuw?! Ja, en ook ongeveer het enige. Want hoewel veel Haagse culturele organisaties al jaren kreunen om een debat in Den Haag te organiseren, is het een koppel nu echt gelukt: HNT Zaal 3 en Nest. Ik zeg dit voor de volgende gemeentelijke commissie die de subsidies voor de culturele instellingen gaat verdelen: dat fata morganadebat waar elke politiek benoemde directeur van elke min of meer culturele plaatselijke instelling tijdens kantooruren van droomt, bestaat al.
‘I beg to differ’ wordt gemaakt door mensen die het niet in hun hoofd halen om leden van de commissie die het geld verdeelt te benoemen als directeur van hun organisatie of door organisaties die een debat willen om de wethouder van cultuur te plezieren. Nee, het wordt gemaakt door een nieuwe generatie. Want dat is wat Den Haag nodig heeft: nieuw bloed, jong bloed, jong enthousiasme, echt engagement. Iets wat ‘divers’ Den Haag tot nu toe te weinig kent. Mensen die hun idealen niet (of nog niet) inruilen voor posities en commissies. ‘Jonge mensen die de handschoen oppakken,’ zoals de directrice van Nest, Heske ten Kate, het formuleerde.
Vier mensen zaten op het podium van deze eerste editie: theatermaker en schrijver Romana Vrede, Sahar Shirzad, oprichter van de reeks ‘The Refugee Millennial’, conceptueel kunstenaar Willem de Haan en Zaïre Krieger, journalist en spoken wordartiest. Onderwerp van debat: ‘protesteren.’
Met haar speech over solidariteit met de beweging Black Lives Matter dreef Romana Vrede me tot tranen (en ik was niet de enige die huilde). Maar als je deze nieuwe generatie helemaal wilt begrijpen, moet je bij Zaïre Krieger zijn. Aan de hand van een citaat gaf zij een fantastische presentatie over wat ‘protest’ precies betekent. Geïnformeerd, ervaren. Maar wat me bijzonder boeide, was haar kwetsbaarheid vertaald in kracht en emotie. Met mensen als Zaïre is de wereld in goede handen. Sahar Shirzad maakte een punt met haar theorie over plaatsmaken voor anderen in het emancipatieproces.
Het enige witte gezicht op het podium was de ‘dichter’ van de avond, die geen woorden maar ideeën voor zijn kunst gebruikt en happenings maakt, en ons ‘bleekgezichtenras’ een beetje redde: Willem de Haan. In heel het land verkoopt hij zaadjes van het gras van het Malieveld, voor degenen die graag willen protesteren, maar geen Malieveld in de buurt hebben.
Halleluja!
We koesteren hoop. Er is dus een debat in Den Haag, vanaf nu elke derde dinsdag van de maand in Zaal 3.

Den Haag Centraal, 22 oktober 2020

Lees verder

Taal als moraal

Taal als moraal

De plaatselijke VVD steunde vorige week met Hart voor Den Haag/ Groep de Mos en de Partij voor de Toekomst een PVV-motie die stelt dat de woningnood in Den Haag vooral te wijten is aan de komst van kansarme allochtonen en dat de groei hiervan moet worden tegengegaan. ‘De stad kan dit niet veel langer aan,’ beaamde VVD’er Jan Pronk en hij maakte, niet onbewust maar uit arrogantie, een wat in de letterkunde synecdoche heet, een totum pro parte. Want niet ‘de stad’ kan het niet langer aan, maar de VVD of de VVD’er Jan Pronk, wat iets anders is. Taal is meer dan taal; taal is ook moraal, zegt taalfilosoof Emmanuel Levinas. Als onze Haagse politici zouden nadenken over hun taalgebruik, zouden ze iets ontdekken over hun eigen moraal. Wanneer zal de jonge Jan Pronk, een PVV’er of Baudet in persona met het idee komen om ‘kansarme’ migranten te steriliseren? Met het geweldige idee van Chinese oorsprong van één kind per gezin bij ‘kansarme’ migranten? Zeer benieuwd naar hoe ze dat zullen formuleren. ‘We willen niet bouwen in de Bomenbuurt, de Vruchtenbuurt of welke andere woonwijk dan ook. Dat betekent dat we niet steeds meer mensen in de stad kunnen opnemen. Dat gebeurt nu wel en het zijn vooral kansarme migranten die nu voor de groei zorgen. Den Haag kan deze groep niet blijven opvangen. Het is een keertje klaar.’ Ik krijg het aan mijn hart. Straks is het feit dat we niet alles weten van de zwarte gaten in het universum ook de fout van de kansarme migrant. De PVV’er Sebastian Kruis, indiener van de motie, of Groep de Mos zal ik nooit serieus nemen. Maar mijn bloeddruk ging wel omhoog toen ik de VVD’er Jan Pronk hoorde. Het is misleidend als je je laat beïnvloeden door zijn verschijning van meester van groep twee op de basisschool. Maar taal is alles; taal verraadt iemands ware aard en voor iedereen die in dertig seconden meer dan driemaal het meervoud ‘we’ gebruikt, ook al is hij vertegenwoordiger van een partij, zou ik oppassen. Een echte Jan Pronk zal hij wel nooit worden, maar bij Wilders aankloppen kan hij altijd nog. Voor mij heeft hij niet meer geloofwaardigheid in zijn met ‘we’ opgepepte discours dan een man die zijn vrouws zwangerschap aankondigt met ‘we zijn zwanger’ en gemakshalve weglaat dat niet híj degene is van wie over negen maanden een dilatatie van twaalf centimeter wordt verwacht. Volgens Levinas ligt de oorsprong van onze waarden in onze ervaringen. Ervaring wordt opgedaan in de relatie tussen mijzelf en de ander. Ik weet zeker dat Jan Pronk van de VVD dat ook herkent: tussen hemzelf en de Ander uit de Vruchtenbuurt, waar niet gebouwd gaat worden.

Den Haag Centraal, 15 oktober 2020

Lees verder

Ik snap Richard wel

Ik snap Richard wel

De Mos wordt lijsttrekker van een nieuwe beweging. Code Oranje. Zijn advocaat, Peter Plasman, is nummer twee.

Richard de Mos is onrustig als een werkloze van middelbare leeftijd die op alle vacatures solliciteert. Ik snap dat wel. Als je wanhopig bent, doe je van alles en vraag je je niet af wat dat in godsnaam voor naam is, Code Oranje, voor een politieke beweging. Ik begrijp dat wel. Toen ik het nieuws las, heb ik een paar keer tegen mezelf gezegd: ‘Ik snap Richard De Mos wel, ik begrijp hem.’ En: ‘Stel je voor dat Richard net zo hard knokt als ik, misschien harder, veel harder. Stel je voor dat hij heel teleurgesteld is in het OM zoals ik een paar jaar geleden was in de directie van mijn vorige werk. Stel je voor dat die Plasman zo’n advocaat is die echt gelooft in het goede doen en in de zegeviering van het recht, ondanks dat hij advocaat is. Stel je dat allemaal eens voor, en wees minder cynisch, Mira. Kijk hoe hard Richard knokt, ondanks die verdenkingen van deelname aan een criminele organisatie, schending van het ambtsgeheim, meineed en corruptie!’

Ik weet hoe het is om verdacht te worden terwijl je weet dat je onschuldig bent en de waarheid spreekt. Je hoeft geen Kafka te zijn om dat allemaal te ervaren, het is genoeg om buitenlander te zijn en bij een woord de klemtoon verkeerd te leggen. Soms, in sommige kringen, is dat al genoeg om verdacht te zijn.

Dus, waarom doe ik nu met Richard de Mos hetzelfde? Waarom verdenk ik hem op basis van zijn discours? Dat wil ik echt niet doen.  Vooral nu niet, als ik zie hoe hard hij vecht, als ik zie wat een werkethos, wat een passie, wat een elan hij aan de dag legt. Maar het zit me niet lekker als een onschuldige, van van alles onterecht beschuldigde man zegt: ‘Ik ben onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Ik vind zelf dat ik niks fout gedaan heb.’

‘Kwestie van interpretatie,’ sus ik mezelf, destijds op school een groot fan van hermeneutiek.

‘Toch niet,’ hoor ik de advocaat van de duivel zeggen – ik bedoel mezelf, niet Plasman.

‘Maar geef de keizer wat van de keizer is,’ zeg ik weer tegen mezelf. Alle populisten zoeken immers een niche en Richard de Mos, de op verdenking van corruptie een jaar geleden afgetreden wethouder en locoburgemeester, is echt keihard op zoek naar zo’n niche. En hij heeft er nog geen ontdekt, als je tenminste de niet-bewezen illegaliteiten niet meerekent.

Ik wens hem veel, veel succes.

Den Haag Centraal, 8 oktober 2020

Lees verder

Haags verhaal

Haags verhaal

Het echte leven, echte mensen, echte verhalen: het ‘Haags Verhaal’. Er is naar mijn weten in Den Haag geen ander programma dat dit als motto zou kunnen gebruiken. En dit motto heb ik zojuist pas bedacht; het is naar mijn weten niet het motto van het Haags Verhaal. Afgelopen vrijdag was ik bij een van de bijeenkomsten, in de ‘Copernicus’ aan de Daguerrestraat. De Haagse Fatma Kaja interviewde er Jaswina Bihari Elahi, geboren in Eindhoven en hier opgegroeid in de Hindoestaanse gemeenschap. De hele avond hing ik aan de lippen van Jaswina en ik denk dat iedereen haar verhaal zou moeten horen. Vanuit armoede heeft zij een wetenschappelijke carrière gemaakt tot de graad van doctor. Tegenwoordig is ze onderzoeker aan het Rathenau Instituut. Deze avond deed zij haar verhaal, en het verhaal van haar zus – en zo ook dat van hun moeder, die, trots op haar Hindoestaanse cultuur, ooit de memorabele zin heeft gezegd: “Toen ze in Den Haag nog in berenvellen rondliepen, liepen we in Suriname al in sari.” Hear, hear! En dan vooral degenen die denken dat de polder de navel van het universum is en dat alles wat buiten de polder valt, barbaars is!
Jaswina sprak als een koningin en ziet er ook uit als een koningin. Als eerste in de familie die ging studeren vertegenwoordigt zij de enorme sprong in generaties die veel migrantenkinderen maken. Over het drama dat zij, de twee zussen en de moeder, hebben meegemaakt praat ze met een lach, iets wat, denk ik, ook alleen koninginnen kunnen. En zo spreekt ze ook over hoe ze werden gezien door anderen en over het feit dat ze er doodmoe van is dat ze nog steeds moet uitleggen waarom ze zo goed Nederlands spreekt. Het verhaal van deze verhalenavond wordt verteld aan de hand van foto’s van Jaswina’s leven, waarbij de foto’s van haar bruiloft eruit springen. “Maar promoveren vond ik veel bijzonderder dan trouwen,” zegt ze, en iedereen lacht. “Hoezo?”, vraagt Fatma, die van Turkse oorsprong is en dezelfde sprong in generaties maakte, op haar beurt.
“Iedereen kan trouwen, maar om te promoveren heb ik echt moeten vechten.” “En wat dreef je?”, vervolgt Fatma. “Ik ben een afmaker,” zegt Jaswina.
Wij in de zaal zuchten en kijken naar deze koningin die als kind zo vaak heeft moeten verhuizen en in woningen heeft moeten leven waar elektriciteit of warm water vaak was afgesneden en die vanaf haar vijftiende heeft gewerkt om de rekeningen te kunnen betalen. O, o, Den Haag, wat een mooie mensen heb je!

Den Haag Centraal, 1 oktober 2020

Lees verder

Generatie zonder humor

Generatie zonder humor

Ik ben nooit een liefhebber van interviews met schrijvers geweest. Altijd bang dat ik daarna hun boek niet meer ga lezen, wat helaas vaak het geval is. Het gebeurt ook dat de kop of de strekking van het interview me ontstemt, zoals bij het vraaggesprek met schrijfster Nelleke Noordervliet in De Standaard enkele dagen geleden. Ik kreeg het gevoel dat ik een Roemeens of Hongaars tijdschrift las waarin de geïnterviewde zoals bijna altijd het Westen bekritiseerde. Puntsgewijs. Om te beginnen de nieuwe generatie hier. Natuurlijk moet elke generatie haar strijdpunten formuleren, vindt Noordervliet. ‘Maar de huidige doet dat wel zeer agressief, en zonder humor of zelfspot.’ Toen ik dat las, vroeg ik me af wat eigenlijk het verschil is tussen Nelleke Noordervliet en iemand als Jeremy Clarkson van het autoprogramma ‘Top Gear’, die Greta Thunberg destijds ‘gek’ noemde en haar terug naar school stuurde – wat ik persoonlijk nog milder vind (gezien wie het zei) dan Noordervliets ‘zeer agressief, en zonder humor of zelfspot’. Want over Thunberg zegt Noordervliet dat ‘een meisje als Greta Thunberg nog niet de volwassenheid heeft om haar woede te kruiden met een vorm van zelfrelativering die haar boodschap sterker zou maken’.
Ik moest ook meteen denken aan de interviews die Marguerite Yourcenar ooit aan Matthieu Galley gaf. Als je die leest, besef je dat Yourcenar – geboren in 1903, overleden in 1987 – een millennial had kunnen zijn of zelfs tot generatie Z had kunnen behoren: dezelfde inzet voor het milieu, dezelfde bezorgdheid om het klimaat en inderdaad ja, redelijk humorloos! Op haar tachtigste vocht ze tegen de verwoesting van bossen, in haar strijd om borstvoeding te stimuleren boycotte ze melkproducten bestemd voor zuigelingenvoeding in de derde wereld en ze militeerde tegen onnodig dierenleed; ze liep regelmatig rond met een bord met leuzen en vanwege haar idealen belandde ze zelfs in de gevangenis. Ze was dus zeer agressief, zonder humor of zelfspot. Je kunt immers niet tegen de verwoesting van de planeet zijn en jezelf tegelijk belachelijk noemen. ‘We’ zouden de ‘huidige’ generatie juist dankbaar moeten zijn voor haar inzet, voor haar humorloze strijd voor klimaat, milieu, ras en sekse. Voor het feit dat zij de wereld en daarmee onze waarden omverwerpt. Maar in plaats daarvan hebben we kritiek op de onlineplatforms waar ze elkaar treffen en zijn ‘we’ van mening dat wat nu gebeurt, met name de culturele toe-eigening, ‘literatuur onmogelijk maakt’ (aldus Nelleke Noordervliet). Welke literatuur? De literatuur zoals we die kennen, in het algemeen.
Maar misschien is literatuur, zoals alles in de wereld, ook aan verandering toe! Panta rhei.

Den Haag Centraal, 24 september 2020

Lees verder

Moria

Moria

Met veel nostalgie denk ik soms terug aan de laatste jaren op mijn middelbare school, de jaren waarin we tijdens de pauzes beslag legden op onze docent wereldliteratuur en hem de meest onmogelijke vragen voorlegden: Waarom heeft eigenlijk niemand Emma Bovary geholpen en haar weerhouden van haar daad? Waarom moest Enkidu dood? En wat gaat er met Andromache en Astyanax gebeuren? Onze docent luisterde altijd naar onze vragen en soms leek het zelfs alsof hij erop zat te wachten.
Hoe kon de volwassen wereld zo wreed en zo onverschillig zijn ten opzichte van het leed van de medemens?
Op die leeftijd kwam de medemens vooral uit de boeken en geen van ons zou zijn geschrokken als we onderweg naar de schoolbibliotheek oog in oog zouden hebben gestaan met Don Quichot. We zouden hem zeker hebben aangemoedigd in zijn strijd tegen windmolens!
Ik ben nu volwassen en toch herken ik Andromache en Elektra overal waar ik ze zie, in onze volwassenenwereld. De vragen van toen zijn ook niet veel veranderd. En ondanks mijn volwassen leeftijd heb ik nog steeds geen antwoord op die vragen. Misschien formuleer ik ze soms anders: Waarom schrijven we boeken, waarom maken we grote theaterproducties, waarom componeren we nieuwe muziek, als we ons hoofd wegdraaien voor de kinderen in Moria? Alles wat we vanuit onze getalenteerde geest doen, heeft toch iets minder betekenis als je niets voor je medemens in nood kunt doen? Ik zeg niet dat alles dan zonder betekenis is, maar in mijn ogen verliest de betekenis haar glans. Waarom schrijven we, componeren we, dansen we, zingen we? Voor de medemens toch? Ik schrijf voor degenen die vechten om het te redden. Ik schrijf voor degenen die het niet hebben gemaakt in het leven. Voor de verliezers. Mede vanuit mijn eigen geschiedenis. Maar redden kan ik hen niet. Ik kan hen niet redden, mijn regering kan hen niet redden, de EU kan hen niet redden. Reddingsacties komen vaak laat en zijn vaak ontoereikend. Geloven we echt dat alles wat we doen in onze beschermde wereld, in onze ivoren toren – debatten, muziek, films – vol van betekenis is? Zouden we de kinderen in Moria of de kinderen in Jemen echt niet kunnen redden? Nu laten we hen stikken. Een psycholoog heeft me ooit geadviseerd om in de zonnige kant van de tuin (volgens Jung) te gaan zitten. Vooral als ik oud wil worden. Grote vragen hebben nooit iemand gelukkig gemaakt.
Ik denk dat het tegenwoordig best druk is in die zonnige kant van de tuin. ‘Luxe, calme et volupté’ (Weelde, rust en wellust) – de definitie van Nederland – zei Baudelaire ooit.

Den Haag Centraal, 17 september 2020

Lees verder

Spoonface

Spoonface

Het was een leeg Lange Voorhout het afgelopen weekend tijdens het BinnenUIT Festival Den Haag. Het voelde alsof je met je ex met wie je jarenlang het bed hebt gedeeld, nu in een café afspreekt in de hoop dat hij terug naar huis wil komen. Onwerkelijk, absurd. Ook met het prachtige weer, heerlijk om te wandelen, dat ook nog!
Dus in plaats van uren te kletsen en van kraam naar kraam het Lange Voorhout over te slenteren, ben ik naar een voorstelling in de Koninklijke Schouwburg gegaan. Een voorstelling die me heeft getroost en ontroerd en nog eens getroost en weer ontroerd. ‘Spoonface’, van Steinberg Lee Hall, in de vertaling van Jibbe Willems. Met Soumaya Ahouaoui. Een monoloog van een uur waarin een autistisch meisje, Spoonface, liefhebster van opera, ons naar het leven laat kijken. Door haar ogen. Door haar onschuld.
Wat een therapie om Spoonface te horen zeggen ‘droevige dingen vullen je op’ of ‘ik denk dat ik altijd achterlijk was’! Vooral de laatste zin zouden we allemaal als mantra kunnen gebruiken, zo af en toe, dat geeft rust. Een uur lang werd ik door Spoonface losgekoppeld van routine en persoonlijke droefheid en tegelijkertijd kon ik anders naar mijn eigen ‘sorrow’ kijken, door de ogen van de onschuld. Want onschuld veroordeelt niet, eist niet en pretendeert niet. Onschuldige Spoonface vertelt ons haar droevige leven op een komische manier, zoals alleen onschuld dat zou kunnen. Ook al is er niets komisch meer aan wanneer je in de muzikale intermezzo’s Maria Callas hoort zingen. Maar Spoonface maakt zelfs de Griekse tragedie menselijk en rustiger en ik heb het stuk gezien als een persoonlijke therapie, met een bonus: het ‘Bloemenduet’ uit ‘Lakmé’, als ik me niet vergis, een van mijn favoriete operastukken.
Halverwege wist ik dat Spoonface een variant van ‘Le Petit Prince’ is, met een autistische prinses ditmaal, die goed met getallen is, maar dezelfde kijk op feiten en het leven heeft als het personage van Antoine de Saint-Exupéry. We mogen er zijn, we mogen elkaars verhalen horen, we mogen ademen en we mogen liefhebben. Tijdens de voorstelling dacht ik ook aan de geleerden van Jonathan Swift in ‘Gulliver’s Travels’, die af en toe met een stokje aangeraakt moesten worden omdat ze zich vaak verloren in te filosofische gedachten en van de werkelijkheid afdwaalden. Precies zo’n stokje is Spoonface. Met haar verhaal herinnert zij ons eraan dat het leven droevig is, maar toch vrij simpel. Dat het feit dat we leven belangrijker is dan de complexiteit van het leven. Er zit een Spoonface in ieder van ons, maar velen van ons zijn het kwijt.
Le Petit Prince is in de stad, mis hem niet!

Den Haag Centraal, 10 september 2020

Lees verder

Menselijkheid

Menselijkheid

Arjan Peters klaagt de Volkskrant aan en wil zijn recensentenbaan terug. Niet geheel onterecht, denk ik, aangezien de krant bijna net zo lang over de schorsing heeft gedaan als een kiwi over vliegen. Wisten zij niets van de lieve mailtjes en leuke lunches? Want je kunt niet zeggen dat je het maar een béétje wist. En wie schreef dat Peters de Weinstein van de Nederlandse letteren is, vergist zich. Macht is het sleutelwoord bij veel mannen zoals Peters. Zonder de macht die hij had, was hij gewoon een vent die vreemdging en uiteindelijk van zijn vrouw mocht ophoepelen. Maar ‘macht erotiseert’, heeft Peters kennelijk een keer gezegd, en in mijn roman ‘Al mijn vaders’ heb ik dat in de mond gelegd van een personage, pleger van #MeToo. Toen mijn boek verscheen, heb ik Peters een exemplaar gestuurd en bij de eerste gelegenheid vroeg ik hem of hij het had gelezen. ‘Stuur me een e-mail,’ zei hij. Dat heb ik gedaan. Toen ik hem later bij een andere gelegenheid vroeg of hij de e-mail had ontvangen, lachte hij me, omringd door Nereïden, uit. Jonge vrouwen, mooi en slim. Zij de Nereïden, hij net Poseidon. De Nereïden lachten ook mee, alle zeven of acht. ‘Hij is aangekomen,’ zei Peters. En omdat ik op een reactie wachtte, vervolgde hij, onder het geschater van de Nereïden: ‘Nu moet ik hem nog lezen.’ Tegen zoveel gevestigde schrijvers had Peters gezegd dat ze de Nederlandse taal niet machtig zijn, dat ik, tien jaar geleden echt begonnen in het Nederlands te schrijven, hem mijn laatste roman uit masochisme had gestuurd. Maar ook wetend dat literatuur veel meer is dan taal alleen. Als je dat niet weet, ben je maar een Wizard van Oz en is de schrijver Dorothy.
Zijn de Nereïden ook niet een beetje schuldig en is zijn krant dat niet net zo?
Op de sociale media verbijsterde me zijn cynisme, want ondanks de goede en minder goede boeken die we schrijven en de goede en minder goede recensies die we krijgen, zijn we allemaal, auteurs van boeken en recensies, allereerst mensen. En menselijkheid gaat voor alles, ook voor intelligentie en talent. Ik herinner me een gesprek op Facebook waarin een oude man vertelde dat hij nog een boek in zijn hoofd had. Het antwoord van Peters choqueerde, alsof hij St. Petrus met de sleutel van de hemelpoort was: ‘Hou het daar!’
Literatuur is niet alles en Arjan Peters is geen heilige Petrus, niet eens bij het paradijs der Nederlandse letteren, maar evenmin een Harvey Weinstein. Geef hem minder macht en er zullen geen lunches meer zijn.
Misschien komt hij ergens anders aan de bak of wie weet, terug bij de Volkskrant. Maar zelfs hij zou nu een beetje menselijkheid kunnen gebruiken.

Den Haag Centraal, 3  september 2020

Lees verder