Blogs

Dankbaarheid

Dankbaarheid

Het was een jaar waarin iedereen, gedwongen door de pandemie, wel iets heeft geleerd. Sommigen leerden misschien niet meer dan online te vergaderen, hoewel ik dat betwijfel. Veranderingen in je gedrag zie je immers pas later, nu ben je nog bezig te overleven. En al ging het overleven voor sommigen niet verder dan het vechten om de laatste rol wc-papier in de supermarkt, was dit jaar voor veel – te veel – anderen het jaar waarin een vader of tante of oma door corona heenging zonder dat je afscheid kon nemen. Het was een jaar van gedwongen scheidingen, van pijn.
Ook voor mij was 2020 een jaar van gedwongen leren. Soms dacht ik dat ik mezelf kwijt was, in ieder geval dat ik niet meer wist hoe nu verder. Maar het was ook een jaar van verrassingen, van openbaringen, van nederigheid. Van ‘humble’ zijn, want veel stellen wij niet voor. Altijd is er wel iets wat groter is dan wij, iets waar we niet mee weten te vechten, iets wat ons als een draaikolk naar beneden trekt. Mijn dankbaarheid gaat uit naar mijn vrienden. Zonder het te beseffen heb ik in dit jaar op hen geleund. Ik heb zo veel van mijn vrienden gekregen dat ik me weer voel zoals in mijn jeugd, in mijn internaat, toen ik me door de vreemde wereld gered voelde.
Er is in de wereld altijd iets waar je op kunt rekenen, een bron van kracht, een teken. Hoop. En het was de kracht van mijn vrienden die mij kracht gaf, hun vriendschap die mij redde. Vrienden hebben altijd een onverwachte doos van Pandora bij zich waar je op kunt kloppen: ‘Is er nog iets voor mij in deze wereld?’ En ja, hoor, reken maar dat er ergens een vriend voor je is, een die met de stem van de hoop zegt: ‘Kom op, het is niet het eind van de wereld!’ Of iets wat je van hen nooit had gehoord of verwacht: ‘Ik hou van jou’ op een dag waarop je de equatie van het leven vooral hogere wiskunde vindt, bijvoorbeeld omdat jij meer van de boeken bent.
Ja, het was een zwaar jaar met grote vragen, met gedwongen en pijnlijke veranderingen. Wanhoop. Het leven kan soms oorverdovend zijn. Maar toen heb ik de stemmen van mijn vrienden gehoord. Trouwe, oude of nieuwe vrienden en vele goede mensen die ik dit jaar heb ontmoet of beter heb leren kennen.
Ik heb meer gekregen dan ik heb gegeven. Ik heb nog een leven voor me om te zorgen dat de balans in evenwicht komt. Dank voor de lessen, leven! Dank voor de liefde en de goede mensen op mijn pad. Dank, iedereen, ook u, mijn lezer!

Den Haag Centraal, 10 december 2020

Lees verder

Mores

Mores

Een beetje lucht in een verstikkend milieu. Dat is wat het gesprek over de zaak-Juliaan A. met Margreet de Boer (advocaat slachtoffers seksueel geweld), Jane Huldman (projectleider Stroom), Carola Houtekamer (onderzoeksjournalist NRC), Lucette ter Borg (journalist NRC) en Freek Walther (vertrouwenspersoon Mores.online) vorige week was. Het door Nest en Zaal 3 georganiseerde debat handelde over de beslissing van NRC om de volledige naam van de kunstenaar te noemen, maar vooral over hoe het heeft kunnen gebeuren dat hij jarenlang ongestoord vrouwen aanrandde. Wat goed dat men is geschrokken na de onthullingen in NRC! En wat goed dat specialisten aan het woord komen! Alleen jammer dat zo’n gesprek niet op primetime op tv kon!
Het was Lucette ter Borg die formuleerde wat voor mij de conclusie van het gesprek was: ‘Ik ken de kunstwereld niet, maar zeggen jullie niet tegen elkaar dat dat níét normaal is?’ Graag had ik gewild dat het geen retorische vraag was en dat je iemand had kunnen aanwijzen om antwoord te geven. Zelf had ik dan, vanuit mijn fauteuil thuis, waar ik de livestream volgde, die mevrouw van Stroom antwoord laten geven: ‘Vertelt u nu eens, mevrouw,’ zou ik haar hebben gevraagd, en ik zou mijn teleurstelling niet hebben laten meeklinken, ‘hoe het mogelijk is dat jullie van A.’s gedrag op de hoogte waren en toch niets deden?’
Ik moet toegeven dat de mevrouw van Stroom het goed deed. Flauw, bedoel ik. Eigenlijk precies zoals ik had verwacht, naar mijn gevoel heel Nederlands: door de schuld die je draagt diffuus te maken, te veranderen in iets wat bijna positief klinkt. Want wat zei deze mevrouw? ‘We hebben ontdekt dat er een bedrijfscultuur moet worden gecreëerd waarin je zulke dingen moet bespreken.’ Natuurlijk was er niemand die op dat moment opmerkte dat ze dat hadden moeten ontdekken op het moment dat ze de brieven van de slachtoffers ontvingen, en niet toen na het losbarsten van de zaak hun verantwoordelijkheid ter sprake kwam! Dat die overgestapte directeur niet de moed had om ten minste hetzelfde te komen zeggen: We moeten zus en zo! Het is duidelijk dat we veel moeten. Het feit dat zij die dit nu rondschreeuwen degenen zijn die op de hoogte waren en niets deden (omdat er geen protocol voor was!), is maar een detail. Stroom (en niet alleen Stroom) blijkt stroom nodig te hebben. Was moraal maar iets waarbij we verbonden werden, zoals je bij stroom verbonden wordt!
Veel interessante zaken werden er in het debat gezegd. Bijvoorbeeld dat er een meldpunt voor zulke zaken bestaat: Mores.online. Maar vooral de verbijstering van de NRC-journaliste is me bijgebleven: waarom leert de kunstsector niet van de sportsector? Hoe vooruitstrevend zijn we eigenlijk?

Den Haag Centraal, 3 december 2020

Lees verder

Resomeren

Resomeren

In het weekend heb ik iets verkeerds gegeten, waarop ik mijn man vroeg om wat brood, honing en muntthee te gaan kopen, de drie ingrediënten waar ik me in dat soort situaties mee op de been help. Toen ik weer wat was opgeknapt, vroeg hij me of we nog eens moesten praten over mijn wensen voor het geval van overlijden. Hij weet namelijk dat ik gecremeerd wil worden, maar had over een nieuwe mogelijkheid gehoord. Ik had eerder die week gelezen over een geval van kannibalisme, alweer in Duitsland, waarbij een man zijn date had opgegeten, maar ik betwijfelde of hij dat bedoelde. Ik zou hem als gerecht veel slechter vallen dan wat ik in het weekend had gegeten, mij was gevallen. Ik ben niet te verteren, dacht ik, maar ik zei niets, ik wachtte rustig tot hij meer duidelijkheid zou geven. ‘Resomeren.’ Ze hadden het op het Journaal verteld, het zal waarschijnlijk worden opgenomen in de wet.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Resomeren. Ontbinden van het lichaam in kaliumhydroxide. Goed voor het milieu. Het is wel een beetje grappig, op morbide wijze, dat we in een tijd waarin veel mensen om ons heen aan corona overlijden, met een oplossing (sic!) komen. Om lijken op te lossen.
Ik bedenk ook dat ik, met mijn 1,57 meter, niet veel zou kosten. Maar hoeveel zuur zou er nodig zijn voor iemand met obesitas? Ik zie de gesprekken met de nabestaanden al voor me: ‘Oom Rinus heeft veel meer liters nodig.’
Het leven wordt steeds absurder, als je erover nadenkt.
Cremeren vind ik een ideale manier om te verdwijnen. Vuur purificeert en is heilig, er bestaat een hele mythologie over de functie en symboliek van het vuur. Vuur reinigt en is het symbool van het eeuwige licht. Ook begraven heeft wel iets, dan heb je eindelijk rust, geen gedonder van buren, geen feesten in de tuin, geen gestofzuig op de stoep, dus begraven is zeker nog een optie, tenminste als je niet claustrofobisch bent zoals ik. Mijn kindertijd zat vol horrorverhalen over mensen die na het begraven in een andere houding, omgedraaid en met kapotte nagels, in hun kist werden teruggevonden, hun lijk tenminste. Volgens die verhalen hadden zij geprobeerd om zich te bevrijden, tot ze echt doodgingen. Doodgaan is echt eng. Maar niet omdat je doodgaat. Wat erbij komt kijken, is veel enger. Kaliumhydroxide bijvoorbeeld. Daar is geen mythologie over, als je de horrorverhalen niet meetelt. En wat gaan ze doen met het zuur waarin het lichaam is opgelost? Gaan ze dat voor een tweede of derde gebruiken, zoals de frituurolie bij een frikandel?
Ik vraag maar voor een vriend. Want ik ben weer goed opgeknapt en knok verder.

Den Haag Centraal, 26 november 2020

Lees verder

Topambtenaar

Topambtenaar

Als iemand me vijftien jaar geleden had verteld dat ik op een novemberdag in de stad der Hollandse ambtenaren, in mijn werkkamer in het centrum, zou genieten van de memoires van een topambtenaar die ik hoogstwaarschijnlijk ook weleens ben tegengekomen, zonder te weten dat zijn opmerkelijke kop het gezicht van een opmerkelijke man was, had ik gezegd dat dat hoogstwaarschijnlijk een teken van magisch realisme is, voer voor iemand die, zoals ik, soms te veel van de eenzaamheid geniet.
Toch is dat wat nu waar gebeurt. Terwijl de gewone Hollander zijn aardappels met groente, vlees en jus eet, lees ik, na twee boterhammen en een zakje pure pindarotsjes te hebben verorberd, de laatste pagina van een opmerkelijk boek: ‘Een spoor van vernieuwing’ van die topambtenaar: Arthur Docters van Leeuwen (Prometheus, 2020). Wat een mens, wat een brein, wat een karakter, wat een koppigheid! Zulke karakters overstijgen nationaliteiten, en hoewel Docters van Leeuwen heel Hollands is, is hij door zijn uniciteit veel meer dan dat. Zijn memoires zijn niet alleen een spiegel van hemzelf, een verklaring, maar ook een getuigenis van een tijd die ik niet ken. Wat een plezier om te lezen hoe strategieën op hoog niveau werden bedacht, met welke seriositeit en integriteit er werd gewerkt. In de 460 pagina’s heb ik geen zin gelezen over hoe bang hij voor ‘de wethouder’ of andere politieke machtshebber was, zoals ik gewend was van hoge ambtenaren in onze tijden te horen. En dan te bedenken dat je tegenwoordig leest over hoge ambtenaren die met geld van de overheid sjoemelen, valse facturen op de naam van hun buurman uitschrijven of dat je ‘gewoon’ weet en accepteert hoe de ene hand de andere wast in het ambtelijke Haagse apparaat!
Wat zou Arthur Docters van Leeuwen van zulke ambtenaren hebben gevonden? Op het moment dat de man des Hollandsen huizes staat af te drogen nadat de vrouw heeft gekookt, lees ik de laatste pagina van dit bijzondere getuigenis. Hoe kon een mens zoveel capaciteiten hebben? Een jurist die erotische verhalen schreef, een ambtenaar die gedichten maakte. Het doet me een groot plezier als ik lees dat hij de Franse taal leerde bij de Nonnen van Vught; daar heb ik ook gezeten en ik kan de topambtenaar volgen, stap voor stap: hoe hij de dagelijkse oefeningen deed, woordjes herhaalde, ik zie de plek waar hij at. Wat een brein! En hoezeer genoot hij van andere breinen! Vierhonderdzestig pagina’s lang vertelt hij over met wie hij heeft gewerkt, wat de werkwijze van diegene was, hoe de sfeer op de verschillende ministeries was, en wat het resultaat van de samenwerking was. Met de ijver van een scribent en het vuur van een Mozes. Een ambtelijke Mozes.

Den Haag Centraal, 19 november 2020

Lees verder

Lachen

Lachen

Als iets me dit coronajaar heeft verbaasd, is het toch wel de magere productie humor over het virus, de lockdown en alles wat erbij hoort. We doen nog niet echt een beroep op humor, terwijl grappen in crisisperiodes van de mensheid juist altijd een overlevingsventiel boden. Echte humor, bedoel ik. Ik had meer verwacht dan de softe grappen in de sociale media. Harde humor over China, Trump of Italië in de pandemie bijvoorbeeld. En vooral: meer zelfspot.
Zijn we er te moe of te eenzaam voor? Te veel door geldzorgen in beslag genomen? Veel verder dan een plaatje van een grijze, gebogen Rutte die na twintig jaar met de woorden ‘nu kunnen we naar buiten’ de deur uit komt, komen we eigenlijk niet. Waar is die droge Hollandse humor gebleven? Waar de harde grappen – nee, ik bedoel niet de misogyne grappen van Johan Derksen – en waar de cabaretiers die kans zien om dit unieke thema te exploiteren? Waar zijn de cartoons?
De communistische dictatuur in mijn jeugd, ook geen fijne tijd, was een ware bron van humor. En zelfs als je niet wílde lachen, lachte je thuis of tussen je kiezen. Maar nu lachen we niet. Waarom niet? Ook Robinson Crusoe had in zijn isolatie meer lol gemaakt, denk ik. Het leven gaat immers door, ondanks ziekte, gesloten theaters en failliete horeca. Elke dag een beetje lachen zou ons goed doen. Wacht er niet in elke hoek een grap die geboren moet worden? Vraagt het idee dat je elke dag bij het zoomen met je baas op ‘sluiten’ kunt klikken, niet om een glimlach?
Of de blijken van vindingrijkheid van ondernemers? Onlangs liep ik door een Haagse expatwijk. ‘Stamppotten to go’, stond er op een etalageruit. Ik wacht nog op de cabaretier die ons via Zoom door zijn grappen verbindt, op het tv-programma waarin ik mezelf in quarantaine zie en om mezelf lach.
Is de productie humor zo mager omdat we niet bij elkaar zijn?
Grappen maakten we immers in de kroeg, in de kantine, met z’n allen. Nee, humor is overal, ook in ons. Je moet hem alleen zien en laten komen. We lijken nu op een vrouw van zestig die nog niet weet hoe ze moet masturberen.
In mijn kindertijd kwamen de beste grappen uit de periode dat we dachten dat Ceaușescu eeuwig zou leven. Vandaag de dag lijkt corona ook niet te verslaan. Geen vuurwerk, geen familiekerstdiner, geen feest. Wat moet je? Grappen maken! Als je lacht, heb je deze moeilijke tijden verslagen. Maak lol en laat mij ook lachen!

Den Haag Centraal, 12 november 2020

Lees verder

Laffe maatschappij

Laffe maatschappij

Ik ben een van de velen die zijn geschrokken na het lezen van het onthullende artikel over de Haagse Julian A. in NRC. Kunstenaar. Zeg maar roofdier! Hoe is het mogelijk dat iemand die vrouwen anaal verkracht en drogeert, beurzen van 30.000 en 50.000 euro van het Mondriaan Fonds krijgt? Mannen zoals Julian bestaan, meer dan je denkt. Gaat de omgeving vrijuit? Is zijn school, de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, die al jaren geleden klachten over zijn wangedrag kreeg en er niets mee deed, ook niet schuldig? Is de politie, die ermee volstond de ontelbare klachten te verzamelen en tegen een slachtoffer te zeggen dat aangifte doen geen zin had, ook niet schuldig? En die leraren, zo onder de indruk van zijn talent? Zijn moeder, wier oogappeltje hij volgens NRC is? De galeriehouders die, horend over de misdaden van de ‘kunstenaar’, reageerden met woorden als ‘ik ben zijn vader niet’? Zijn zij niet allemaal medeschuldig? Als het om vrouwen gaat, zijn we een laffe maatschappij. Lees het goed: hoe laf zijn al die mannen die ‘iets’ over het afschuwelijke gedrag van de ‘kunstenaar’ hadden gehoord en niets deden? Een maatschappij waarin zoveel mannen met posities het gedrag van Julian A. tolereerden?
Waarom, mannen met posities, directeuren, galeriehouders, impresario Martin van Zomeren, waarom? ‘Ik ben misschien naïef geweest,’ reageert Martin van Zomeren in het Parool. Nee, Martin van Zomeren, naïef zouden wij zijn als we jou zouden geloven! Als je nu de naam van Julian A.
googelt, blijken de pagina’s bij de kunstinstellingen over hem subiet verwijderd. Zijn kunst doet er dus niet meer toe, als je hoort wat voor mens hij is. Maar wat voor mens hij is, was, zeker in de kunstwereld, ook al vóór de onthullingen van NRC redelijk bekend; toen verwijderde niemand de pagina’s over hem. Hypocrieten!
Binnen een bedrijf weet iedereen wie de viezerik is die vrouwen tegen hun wil wil aanraken. Meestal is er niemand die wat doet en wordt hij ‘getolereerd’, zelfs de vertrouwenspersoon doet vaak niets.
En als de viezerik, de engerd, een positie heeft, wordt hem juist ‘in vertrouwen’ verteld dat er iemand over hem klaagt. Deze week hoorde ik over een leraar, vertrouwenspersoon op een Haagse school, die meisjes lokte. Man, man, man! In deze laffe maatschappij voeden we onze dochters op. Niet alleen omringd door roofdieren, maar ook door hun laffe beschermers, vertrouwenspersonen, agenten, directeuren, galeriehouders.
Tijdens het schrijven van deze column had ik de titel van Raymond Queneau in mijn hoofd: ‘On est toujours trop bon avec les femmes’. Sodeju!

Den Haag Centraal, 5 november 2020

Lees verder

Bedelen

Bedelen

Ik heb een oog voor bedelaars, misschien ook een zwak. Ongetwijfeld door mijn herkomst. Daardoor heb ik in Parijs of Brussel ook meteen het gevoel dat ik thuis ben, waar het wemelt van de bedelaars, vreemden met wie je makkelijk in contact komt. Ze willen immers allemaal iets van je. Het wemelt er ook van de verhalen. Want waar pijn is, is een verhaal dat moet worden gebaard. Bij ons in Den Haag wordt deze verhalenvertellers vaak de mond gesnoerd. De Haagse regels zijn duidelijk, bedelaars tolereren we niet; als er een aan de horizon verschijnt, wordt hij gesaneerd, nog lang voordat je zijn verhaal kunt horen. We geloven meer in succesverhalen en ik hoop dat u de volle ironie van deze zin voelt. Vandaar mijn verbazing dat kennelijk niemand het drama ziet of wil zien dat een uitgebuite vrouw in Den Haag centrum meemaakt. De politie niet, de sociale dienst niet, niemand. Haar naam ken ik niet, ook die van haar uitbuiter niet. Een dunne vrouw, donkerblond haar tot op haar schouders. Al jaren zie ik haar in het centrum bedelen, eerst halfslachtig, duidelijk gedwongen, helemaal niet overtuigend. Nu, een paar jaar later, loopt ze er nog steeds. Magerder dan toen, krommer en wanhopiger. De tranen spatten nu uit haar ogen, ze heeft bijna geen stem meer. De woorden mompelt ze onduidelijk en ze smeekt iedereen om iets te geven.
Haar uitbuiter ken ik ook al jaren van gezicht, ik heb hem jaren geleden aangesproken toen ik zijn ‘praktijk’ ontdekte en ik heb ook de politie ingelicht. Een man met een getint uiterlijk, een smal gezicht en langwerpige ogen, en met een gouden ketting om, meestal op de fiets, nooit ver van zijn slachtoffer vandaan. Jaren geleden zag ik hoe hij haar sloeg, omdat ze haar kunstje niet overtuigend genoeg deed. Nu, een paar jaar later, is zij een ruïne, een wandelende ‘Schreeuw’ van Munch in onze stad; de man lijkt relaxter, maar niet minder alert.
Ik kom beiden dus bijna dagelijks tegen. Vanochtend zat de vrouw voor de Zara en fietste hij niet ver van de Jumbo. Ik volgde zijn blik en zo bemerkte ik dat mijn fietstas openstond. Hij ziet alles, volgt alles, kent de stad en zijn mensen beter dan u en ik, vermoed ik. Hij buit niet alleen dat arme vrouwtje uit, maar ons allemaal, wij die haar willen helpen.
Vandaar dat ik iedereen die hen kent vraag om aangifte tegen de man te doen, ik vraag de wijkagent in Den Haag centrum om alerter te zijn en de sociale dienst om in te grijpen. Als je het centrum van Den Haag kent, weet je welke vrouw en uitbuiter ik bedoel. Help haar!

Den Haag Centraal, 29 oktober 2020

Lees verder

I beg to differ

I beg to differ

Het komt goed met Den Haag, heb ik mezelf verzekerd toen ik dinsdagavond om 23.00 uur de stad doorkruiste. Ik kwam van de eerste editie van ‘I beg to differ’, een nieuw debat in Den Haag. Nieuw?! Ja, en ook ongeveer het enige. Want hoewel veel Haagse culturele organisaties al jaren kreunen om een debat in Den Haag te organiseren, is het een koppel nu echt gelukt: HNT Zaal 3 en Nest. Ik zeg dit voor de volgende gemeentelijke commissie die de subsidies voor de culturele instellingen gaat verdelen: dat fata morganadebat waar elke politiek benoemde directeur van elke min of meer culturele plaatselijke instelling tijdens kantooruren van droomt, bestaat al.
‘I beg to differ’ wordt gemaakt door mensen die het niet in hun hoofd halen om leden van de commissie die het geld verdeelt te benoemen als directeur van hun organisatie of door organisaties die een debat willen om de wethouder van cultuur te plezieren. Nee, het wordt gemaakt door een nieuwe generatie. Want dat is wat Den Haag nodig heeft: nieuw bloed, jong bloed, jong enthousiasme, echt engagement. Iets wat ‘divers’ Den Haag tot nu toe te weinig kent. Mensen die hun idealen niet (of nog niet) inruilen voor posities en commissies. ‘Jonge mensen die de handschoen oppakken,’ zoals de directrice van Nest, Heske ten Kate, het formuleerde.
Vier mensen zaten op het podium van deze eerste editie: theatermaker en schrijver Romana Vrede, Sahar Shirzad, oprichter van de reeks ‘The Refugee Millennial’, conceptueel kunstenaar Willem de Haan en Zaïre Krieger, journalist en spoken wordartiest. Onderwerp van debat: ‘protesteren.’
Met haar speech over solidariteit met de beweging Black Lives Matter dreef Romana Vrede me tot tranen (en ik was niet de enige die huilde). Maar als je deze nieuwe generatie helemaal wilt begrijpen, moet je bij Zaïre Krieger zijn. Aan de hand van een citaat gaf zij een fantastische presentatie over wat ‘protest’ precies betekent. Geïnformeerd, ervaren. Maar wat me bijzonder boeide, was haar kwetsbaarheid vertaald in kracht en emotie. Met mensen als Zaïre is de wereld in goede handen. Sahar Shirzad maakte een punt met haar theorie over plaatsmaken voor anderen in het emancipatieproces.
Het enige witte gezicht op het podium was de ‘dichter’ van de avond, die geen woorden maar ideeën voor zijn kunst gebruikt en happenings maakt, en ons ‘bleekgezichtenras’ een beetje redde: Willem de Haan. In heel het land verkoopt hij zaadjes van het gras van het Malieveld, voor degenen die graag willen protesteren, maar geen Malieveld in de buurt hebben.
Halleluja!
We koesteren hoop. Er is dus een debat in Den Haag, vanaf nu elke derde dinsdag van de maand in Zaal 3.

Den Haag Centraal, 22 oktober 2020

Lees verder

Taal als moraal

Taal als moraal

De plaatselijke VVD steunde vorige week met Hart voor Den Haag/ Groep de Mos en de Partij voor de Toekomst een PVV-motie die stelt dat de woningnood in Den Haag vooral te wijten is aan de komst van kansarme allochtonen en dat de groei hiervan moet worden tegengegaan. ‘De stad kan dit niet veel langer aan,’ beaamde VVD’er Jan Pronk en hij maakte, niet onbewust maar uit arrogantie, een wat in de letterkunde synecdoche heet, een totum pro parte. Want niet ‘de stad’ kan het niet langer aan, maar de VVD of de VVD’er Jan Pronk, wat iets anders is. Taal is meer dan taal; taal is ook moraal, zegt taalfilosoof Emmanuel Levinas. Als onze Haagse politici zouden nadenken over hun taalgebruik, zouden ze iets ontdekken over hun eigen moraal. Wanneer zal de jonge Jan Pronk, een PVV’er of Baudet in persona met het idee komen om ‘kansarme’ migranten te steriliseren? Met het geweldige idee van Chinese oorsprong van één kind per gezin bij ‘kansarme’ migranten? Zeer benieuwd naar hoe ze dat zullen formuleren. ‘We willen niet bouwen in de Bomenbuurt, de Vruchtenbuurt of welke andere woonwijk dan ook. Dat betekent dat we niet steeds meer mensen in de stad kunnen opnemen. Dat gebeurt nu wel en het zijn vooral kansarme migranten die nu voor de groei zorgen. Den Haag kan deze groep niet blijven opvangen. Het is een keertje klaar.’ Ik krijg het aan mijn hart. Straks is het feit dat we niet alles weten van de zwarte gaten in het universum ook de fout van de kansarme migrant. De PVV’er Sebastian Kruis, indiener van de motie, of Groep de Mos zal ik nooit serieus nemen. Maar mijn bloeddruk ging wel omhoog toen ik de VVD’er Jan Pronk hoorde. Het is misleidend als je je laat beïnvloeden door zijn verschijning van meester van groep twee op de basisschool. Maar taal is alles; taal verraadt iemands ware aard en voor iedereen die in dertig seconden meer dan driemaal het meervoud ‘we’ gebruikt, ook al is hij vertegenwoordiger van een partij, zou ik oppassen. Een echte Jan Pronk zal hij wel nooit worden, maar bij Wilders aankloppen kan hij altijd nog. Voor mij heeft hij niet meer geloofwaardigheid in zijn met ‘we’ opgepepte discours dan een man die zijn vrouws zwangerschap aankondigt met ‘we zijn zwanger’ en gemakshalve weglaat dat niet híj degene is van wie over negen maanden een dilatatie van twaalf centimeter wordt verwacht. Volgens Levinas ligt de oorsprong van onze waarden in onze ervaringen. Ervaring wordt opgedaan in de relatie tussen mijzelf en de ander. Ik weet zeker dat Jan Pronk van de VVD dat ook herkent: tussen hemzelf en de Ander uit de Vruchtenbuurt, waar niet gebouwd gaat worden.

Den Haag Centraal, 15 oktober 2020

Lees verder

Ik snap Richard wel

Ik snap Richard wel

De Mos wordt lijsttrekker van een nieuwe beweging. Code Oranje. Zijn advocaat, Peter Plasman, is nummer twee.

Richard de Mos is onrustig als een werkloze van middelbare leeftijd die op alle vacatures solliciteert. Ik snap dat wel. Als je wanhopig bent, doe je van alles en vraag je je niet af wat dat in godsnaam voor naam is, Code Oranje, voor een politieke beweging. Ik begrijp dat wel. Toen ik het nieuws las, heb ik een paar keer tegen mezelf gezegd: ‘Ik snap Richard De Mos wel, ik begrijp hem.’ En: ‘Stel je voor dat Richard net zo hard knokt als ik, misschien harder, veel harder. Stel je voor dat hij heel teleurgesteld is in het OM zoals ik een paar jaar geleden was in de directie van mijn vorige werk. Stel je voor dat die Plasman zo’n advocaat is die echt gelooft in het goede doen en in de zegeviering van het recht, ondanks dat hij advocaat is. Stel je dat allemaal eens voor, en wees minder cynisch, Mira. Kijk hoe hard Richard knokt, ondanks die verdenkingen van deelname aan een criminele organisatie, schending van het ambtsgeheim, meineed en corruptie!’

Ik weet hoe het is om verdacht te worden terwijl je weet dat je onschuldig bent en de waarheid spreekt. Je hoeft geen Kafka te zijn om dat allemaal te ervaren, het is genoeg om buitenlander te zijn en bij een woord de klemtoon verkeerd te leggen. Soms, in sommige kringen, is dat al genoeg om verdacht te zijn.

Dus, waarom doe ik nu met Richard de Mos hetzelfde? Waarom verdenk ik hem op basis van zijn discours? Dat wil ik echt niet doen.  Vooral nu niet, als ik zie hoe hard hij vecht, als ik zie wat een werkethos, wat een passie, wat een elan hij aan de dag legt. Maar het zit me niet lekker als een onschuldige, van van alles onterecht beschuldigde man zegt: ‘Ik ben onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Ik vind zelf dat ik niks fout gedaan heb.’

‘Kwestie van interpretatie,’ sus ik mezelf, destijds op school een groot fan van hermeneutiek.

‘Toch niet,’ hoor ik de advocaat van de duivel zeggen – ik bedoel mezelf, niet Plasman.

‘Maar geef de keizer wat van de keizer is,’ zeg ik weer tegen mezelf. Alle populisten zoeken immers een niche en Richard de Mos, de op verdenking van corruptie een jaar geleden afgetreden wethouder en locoburgemeester, is echt keihard op zoek naar zo’n niche. En hij heeft er nog geen ontdekt, als je tenminste de niet-bewezen illegaliteiten niet meerekent.

Ik wens hem veel, veel succes.

Den Haag Centraal, 8 oktober 2020

Lees verder