Haagse Xena

Haagse Xena

Vorige week ben ik begonnen met een verdedigingssport die ik nog niet kan benoemen omdat ik zo’n beetje van alles heb gedaan om te kijken wat ik leuk zou vinden. Ik had een proefles.
In mijn groep ben ik de oudste. Voordat de les begint, maakt een meisje haar huiswerk bij de deur. Ik had haar moeder kunnen zijn. Er zitten twee kampioenen in de groep, tegen wie ik een beetje opkijk, aangezien ik, die hun moeder had kunnen zijn, mijn eigen beenbeschermers net nog verkeerd aandeed en bij ‘links’ steevast met rechts sloeg – totdat de coach geduldig zei: ‘En nu de andere links!’
Ik heb de fout gemaakt om een van de meiden mijn leeftijd te vertellen. Ze zette grote ogen op en daarom heb ik besloten om morgen (bij de tweede les) te zeggen dat ik een grap heb gemaakt; als ik zo oud was, zat ik immers niet met meisjes van zestien in dezelfde groep. Toch?
De coach is een heel aardige man die alleen tussen zijn ogen niet is getatoeëerd. Hij spreekt plathaags en af en toe fokt hij me op: ‘Ga je nu echt hard slaan?’ Hij draagt geen beenbeschermers en ik ben bang dat ik te hard zal schoppen. ‘Ik kan het wel hebben,’ zegt hij. ‘Denk aan waarom je wilt leren vechten!’ Een beetje verrast kijkt hij vervolgens naar me: ‘Dit is het! Je kunt dus slaan! Nog een keer!’
En dan sla ik, vaak met rechts als het met links moet en andersom, maar ik sla. Mijn lichaam trilt. Ik ben opgefokt.
Ik vertel hem dat ik me wil leren beschermen, omdat ik ’s avonds vaak op straat ben. Ik trap de coach richting zijn ballen. Daar draagt hij wel een beschermer. ‘En als de klootzak mijn been pakt als ik hem trap?’, vraag ik. ‘Dan sla je met links in zijn gezicht,’ zegt de coach en hij wijst naar mijn rechterhand.
‘Wat kun je nog doen in zo’n situatie?’ vraag ik.
Hij kijkt me serieus aan. ‘Maak lawaai! Schreeuw! Gooi met een steentje tegen het eerste het beste raam dat je ziet!’
‘En als…? En als…?’, vraag ik. Maar de vragen worden minder, het slaan wordt beter.
Ik kijk naar de meisjes om me heen, in de ring: jong, met hun dromen intact. Ze kunnen tenminste slaan. Mijn polsen doen pijn, mijn knieën ook. Maar de meeste pijn doet de gedachte aan zoveel vrouwelijke slachtoffers die zich niet konden verdedigen en vrouwen die verstenen van angst als iemand hen aanvalt.
‘Kom je de volgende keer ook?’, vraagt de coach. Te moe om mijn mond open te doen knik ik.
Ik kan niet wachten.

Den Haag Centraal, 21 november 2019