Kattenleven

Kattenleven

‘Ik heb in mijn leven twaalf honden gehad,’ zegt A.L. Snijders. We zitten te wachten voor de opnames van het nieuwe tv-programma ‘Brommer op zee’. ‘Tegelijk of na elkaar?’, vraagt Esther Gerritsen. We lachen alle drie. Stel je voor: tegelijk! Ik zie het al voor me, het beeld lijkt wel een Roemeens tafereel met straathonden. Straathonden, daar maar al te vaak alleen verzorgd door bedelaars of daklozen.
Ik bedenk dat twaalf honden na elkaar voor een nomade zoals ik onmogelijk zou zijn. Hoeveel honden kun je hebben als je in een nieuw land een tweede leven begint? Ik bedenk een alternatieve vraag voor ‘Hoeveel jaar zit je al in Nederland?’: ‘Hoeveel honden heb je hier gehad?’ Als je labrador twaalf is, heb je hier dus al een klein leven, een hondenleven in de letterlijke zin van het woord, hopelijk niet de figuurlijke. Heb je al twee honden gehad, vanaf dat ze puppy waren, dan zit je er al een tijd. Neem je als nieuwkomer een hond? Dan wil je echt blijven. Een hond is net een paspoort, je blijft!
Misschien nemen mensen daarom eerder een kat. Studenten nemen katten, alleenwonenden en mensen die iets groters dan een cavia willen, nemen een kat. Een kat als definitie van ‘ik wil het proberen, dat leven, en ik hoop dat het lukt’. Een kat is een huurhuis, een hond al een hypotheek.
Toen wij naar Nederland kwamen, namen we een kat. Uit het asiel. Om te proberen. Vijf jaar later een hond erbij. Niet omdat we meer vertrouwen hadden in het leven of in onszelf, meer omdat we bleven proberen. De kat was ziekelijk, en omdat hij erg verzwakte, hebben we hem laten inslapen. Toen we zaterdag in de auto met z’n drieën zaten te huilen voor de kliniek waarvandaan onze kat naar het kattenparadijs zou gaan, bedacht ik dat we al een leven in Nederland zijn: het leven van onze kat, waarvoor wij alles waren wat hij kende. In veel opzichten leken wij zelf op onze schuwe asielkat toen we naar Nederland kwamen. We hadden niemand, maar gaven onze kat een gezin, ondanks ons wankele lopen. Misschien omdat we bleven proberen. We zijn zo menselijk als onze dieren ons laten zijn. Misschien hoe onze dieren ons in veel gevallen léren te zijn. Ik bedacht ook dat je, hoe zwak, wankel, onzeker of verpletterd door het leven je ook bent, je altijd je menselijkheid kunt tonen. Aan je huisdier, aan je mede-treinreiziger, aan wie dan ook.
Ik denk weer aan de bedelaars en daklozen met hun honden. Ook in de Nederlandse steden zie je ze vaak samen. Hoeveel menselijkheid valt er van hen te leren? Hoeveel (mede)menselijkheid tonen wij?

Den Haag Centraal, 13 mei 2021