Blogs

De ondergang van een Poolse stukadoor

De ondergang van een Poolse stukadoor

Voor een onbekende dode heb ik veel moeite gedaan om erachter te komen wie hij was. Veel gewacht vooral. In de gure wind, meerdere keren een uur, soms langer. Op kennissen van hem die niet kwamen opdagen. Naar nummers gebeld die niet meer bleken te bestaan. Berichten gestuurd, e-mails. Berichten in het Pools, vertaald met Google Translate. Rondjes gemaakt om het huis waar hij had gewoond. Gestaan voor het pand waar hij was overleden, aangedrongen bij mensen die hem hadden gekend.
Op een dag besefte ik dat ik keek naar de mensen op straat en me afvroeg wie op hem zou lijken, met zijn hoge voorhoofd. Hoe lang was hij? Waarom is de dood van iemand bijzonderder dan zijn leven? Omdat het onrechtvaardig was? Onverschillig? Is de dood niet altijd zo? Toen ik eenmaal had begrepen dat niemand wilde praten, heb ik ook een moment van twijfel gehad, ik heb me zelfs even afgevraagd of hij ooit had bestaan. Waarom wilde ik toch over hem schrijven? Ik had zijn foto gezien. Een mens zoals u en ik, maar met meer pech dan wij.
Zijn familie wil niet over hem praten, was me verteld. Na zijn vertrek naar Nederland hadden ze geen band meer met hem. Ik weet hoe het is als je dood bent voor degenen die je achterlaat: het leven gaat door, zonder jou. Je gaat twee keer dood, vóór je sterven ben je al dood voor degenen die thuisblijven. Dit is niet zelden het lot van de migrant. Maar wat me was verteld, bleek niet te kloppen. Radeks moeder was na zijn dood, op 7 maart 2019, kapot. Ze was nu twee zonen kwijt, een oudere broer van Radek had een paar jaar eerder zelfmoord gepleegd. Voor de familie was Radek helemaal niet dood toen hij vertrok.

Twee keer dood
Toch ging Radek twee keer dood. Toen hij in zijn woning door twee vrienden en de eigenaar van de onderliggende kapsalon levenloos werd aangetroffen, was hij al twee dagen dood. Al twee dagen lag hij op zijn zoldertje, niet meer dan een kamer met een keukentje, gehuurd van de kapperssalon. De badkamer was beneden.
Twee jaar na Radeks dood hoorde ik van zijn bestaan. Beter gezegd: van zijn dood. Hij had dus bestaan. Radek heeft bestaan en hij heeft huur betaald. Die eerste bewering hoefde ik niet recht te zetten, de tweede wel. Want toen ik negen maanden geleden besloot dat ik wilde weten wie Radek was, had ik gelezen dat hij een zwerver was. Hoe kon hij dan een studio in de Weimarstraat bewonen?
Nu, negen maanden later, op een zonnige dag, heb ik afgesproken met een familielid van Radek, een nicht. Ze komt opdagen. Waarom ik over Radek wil schrijven? Omdat ik denk dat hij geen zwerver was. Nee, hij was geen zwerver. Maar zo is hij afgeschilderd toen hij dood in zijn studio werd gevonden. Omdat degene van wie Radek zijn zoldertje onderhuurde dat beweerde? “Ik heb de politie gevraagd,” vertelt het familielid, “om de sms’jes die ik van Radek had gekregen en die ik had gewist, terug te halen. Dan kon je lezen hoe Radek mij vroeg om de eigenaar van de kapsalon te vragen om hem nog wat uitstel te geven van het betalen van de huur. Soms betaalde hij laat, maar hij betaalde wel. Maar de politie doet niet aan rectificatie van portretten.”

Geen ideale vader
Radek was een Poolse stukadoor die is overleden in het land waarheen hij emigreerde, Nederland. Hij was 39 en liet in Polen een dochter van 23 achter voor wie hij geen ideale vader was. Zelf was hij zonder vader opgegroeid, net als het familielid dat me het verhaal van Radek vertelt. Hoe dat kwam? Is dat gebruikelijk in Polen? Alcoholisme. De tragiek van het communisme, dat mannen tot niets reduceerde. De man, de mens in het algemeen, mocht niets betekenen, mocht niet nadenken, werd gedegradeerd. En wat deden de meesten, aangezien het moeilijk was om uit de cirkel te stappen? Ze namen hun toevlucht tot alcohol. Oom, vader, oudere broer. En Radek? Radek dronk ook. “Een zachte man met een kort lontje.” Of hij een litteken had? “Een litteken? Hij miste veel tanden en vloekte constant.” Hoe hij vloekte? “Kurwa! (gvd, red.) in bijna elke zin.”
Bijna alle migranten die ik tijdens dit onderzoek naar migranten heb ontmoet, hebben hetzelfde ‘litteken’: ze missen tanden. Wanneer ze lachen, schamen ze zich voor hun ontbrekende tanden en houden een hand voor hun mond.

Waarom is de dood van iemand bijzonderder dan zijn leven?

In het dorp waar ik zelf ben opgegroeid, waren de ontbrekende tanden ook zichtbaarder dan de gave tanden, en ze hadden meer met het communisme te maken dan met het uiterlijk. Op je vijfentwintigste miste je al tanden. Als een gezondheidsverzekering een wassen neus is en je geen consult krijgt zonder de dokter een envelop met geld toe te schuiven, is een tandarts luxe.

Waakvlam
Radek groeide op in een dorp niet ver van Warschau en trouwde vroeg, scheidde ook vroeg. En ging dus heel vroeg dood. “Het bleek dat de ouderwetse gasinstallatie met waakvlam was vervangen, maar kennelijk niet door een vakman, maar, zoals zo vaak, door een kennis die minder geld vroeg,” aldus de nicht. Maar de nieuwe afvoer van de verbrandingsgassen bleek te lekken. Radek werd langzaam vergiftigd, vanaf de dag van de ketelvervanging in augustus tot begin maart, toen hij werkelijk doodging. Waarom hij niet gelijk in augustus was doodgegaan? “Hij hield het raampje in zijn kamer altijd open, maar begin maart was het zo stormachtig en zo winderig dat hij het dichtdeed. En toen ging hij dood.”
Blijkbaar was de concentratie koolmonoxide in de woning zo hoog dat bij de buren het alarm afging. Maar Radek was alleen en had geen alarm. Met de ene hand onder zijn buik en de andere onder zijn voorhoofd werd hij levenloos aangetroffen. Uit zijn mond had hij op het kussen gebloed. Hij was toen al twee dagen dood. Misschien heeft zijn leven niet veel voorgesteld, misschien was hij de echte ‘Mann ohne Eigenschaften’. Een Pool. De wereld is hem vergeten, de wereld had geen tijd voor hem.
Hij was een van de vele Poolse arbeidsmigranten, een van de vele stukadoors. Hij vloekte graag… en betaalde huur.

Den Haag Centraal, 1 juli 2021

Dit stuk is tot stand gekomen met steun van de Stichting Luis in de Pels.

Lees verder

M

M

Ik kende M voor zover zij zich door mij liet kennen. Iedereen die in onze stad woont, heeft haar vermoedelijk ook weleens gezien, in de stad kwam je haar zeker tegen: een vrouw van in de zeventig die een trolleykoffertje en twee tassen meedroeg, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Een vrouw die liever Engels sprak. Aardig, opgewekt. Slim. Grijze staart, blauwe ogen en oorbellen zoals alleen door lady’s worden gedragen.
Gekleed in zwart en wit. Zwarte broek, witte blouse. In de zomer met een bijpassende batik halsdoek, in de winter met een sjaal, zoals alleen mensen die veel ervaring met kleren hebben en weten wat elegantie is, kunnen. Goedkoop, maar in stijl.
In de HEMA in het centrum had je grote kans om haar tegen te komen, je kon haar ook treffen in de AH in de Elandstraat of in de bibliotheek. Of in de tram, zoals ik haar voor het eerst heb ontmoet, toen ik op zoek was naar een oma voor mijn dochtertje. Wie weinig familie heeft, moet improviseren, de vreemde wereld telt zoveel tantes en oma’s en nichten als je nodig hebt. M was toen nog niet klaar om oma te worden, maar ook zij was op zoek naar iets; anders hadden we elkaar niet gevonden. Ze kon bij ons slapen wanneer ze dat nodig had en onze feestdagen hadden de laatste jaren vóór corona iets feestelijks, omdat M dan kwam. Toen we vlak voor corona haastig moesten verhuizen, ben ik haar uit het oog verloren.
Corona kwam. Het verbaasde me dat ze me niet meer belde. En toen ik háár na enkele pandemiemaanden belde, nam ze niet op. Ik dacht dat ze zich had gered, haar telefoon ging immers over. En als ze soms niet kon opnemen, belde ze altijd terug, zeker dezelfde dag. Maar ditmaal belde ze niet terug, ook niet nadat ik het dit afgelopen jaar nog een paar keer heb geprobeerd. Haar telefoon ging wel over. Deze week belde ik nog een keer en ik kreeg te horen dat haar nummer niet meer in gebruik is.
Waar zou M, die geen vast adres had, kunnen zijn?
Hebt u haar misschien gezien? Een Britse vrouw, in de zeventig, grijs haar, netjes in een staart. Nepgouden oorbellen en een batik halsdoek om haar nek, als een stewardess. Met een grote, dikke bril. Grote tassen en een trolley, waarvan je de wielen al van ver hoort, net als haar kleine hakken. Het leven keert kennelijk terug, alleen M niet. Heeft corona haar meegenomen?
Als u haar kent, herkent u haar ongetwijfeld in mijn beschrijving. Meer dan dat zou M niet goed vinden.
Ik hoop dat je oké bent, M.

Den Haag Centraal, 1 juli 2021

Lees verder

Controleren, controleren

Controleren, controleren

Polska Porada is de naam van een adviesbureau voor migranten in het dorp De Lier, dat in 2004 versmolt tot de grote tuinbouwgemeente Westland. Ik ben er om te spreken met Jarek, een van de duizenden arbeidsmigranten die de Westlandse glastuinbouw draaiende houden. Jarek is Pool. Na een jaar werken in de kassen werd hij gediagnostiseerd met een post-traumatische stressstoornis en ik ben hier om zijn verhaal te horen. Ik weet nog niets over hem, maar Polska Porada-eigenaar Hans Thunnissen, met wie ik op Jarek zit te wachten, heeft me niet voor niets uitgenodigd.

Gedurende de afgelopen zes maanden dat ik onderzoek naar migranten deed, heb ik veel verschillende verhalen gehoord. Goede ervaringen, maar ook verhalen over misstanden, uitbuiting, mishandeling zelfs. Arbeidsmigratie heeft in mijn ogen soms iets weg van het communisme in mijn geboorteland: het land kan niet zonder de hardwerkende migranten, zoals het communisme niet zonder de arbeidersklasse kon, maar na verloop van tijd duiken er steeds meer ernstige verhalen op. Op zo’n verhaal wacht ik nu, op deze zaterdagochtend in het hart van de kassen in De Lier. En hoewel ik weet dat ik een ernstig verhaal ga horen, ben ik veel rustiger dan het hondje van Thunnissen dat om de seconde tegen mijn knieën op springt.

De man met wie we hebben afgesproken laat op zich wachten. Als hij maar komt, denk ik. Vorige week zaten we hier in dezelfde samenstelling, de hond incluis, te wachten op een Poolse mevrouw die uiteindelijk niet durfde te komen. Thunnissen vertelt intussen over de zaken van buitenlandse werknemers die hij in behandeling heeft, veel ernstige verhalen.

Ik speel advocaat van de duivel: “Maar waarom blijven ze dan komen, als ze hier zo veel ernstige dingen meemaken?”

Te mooie verhalen

“Ze komen omdat er nog steeds ‘mooie’ verhalen worden verteld”, zegt Thunnissen. “En de grens wordt letterlijk verlegd. Eerst kwamen de Polen (die overigens goede en betrouwbare werkers zijn), daarna proberen ze de Litouwers en zo verder. Veel Polen blijven komen. Meestal uit gebieden die tegen de Russische of de Oekraïense grens liggen. Omdat het daar nog redelijk onontwikkeld is, er niet zoveel wordt verdiend en de werkloosheid hoog is. En niemand wil boer worden of een ander zwaar beroep doen. Bovendien worden ze door de eigen recruiter van een uitzendbureau benaderd. In Nederland verdienen ze ten opzichte van het thuisland drie tot vier keer zoveel. Maar hier wordt hun een worst voorgehouden, dat het allemaal goed zal gaan en ze met veel geld terug zullen keren. Dat is een misverstand. Het is en blijft onwetendheid. En de contracten kloppen veelal niet.” Thunnissen kijkt me aan. “Je moet eens naar zo’n malafide uitzendbureau bellen!”

Ik herinner me een Roemeense krantenkop: ‘Roemenen verdragen de misstanden in het buitenland, omdat niemand in het thuisland hun heeft geleerd dat ze rechten hebben.’ Geldt dat niet voor elk herkomstland? Wat doen de herkomstlanden voor arbeidsmigranten? En is iemand zonder scholing niet in het algemeen kwetsbaarder, vatbaarder voor uitbuiting? Om te spreken met de woorden van een van de arbeidsmigranten die ik interviewde: veel werk, weinig rechten. Bescherming van migranten zou moeten beginnen in de herkomstlanden. De slavernij, zoals Jarek straks tijdens het gesprek zijn eigen situatie in de Nederlandse kassen zal omschrijven, is immers begonnen in zijn land van herkomst, waar hij heel slecht werd betaald.

Het afgelopen anderhalf jaar heeft ook laten zien welke risico’s arbeidsmigranten lopen in de landen waar ze komen te werken. Ook voor hen is de pandemie een sociaaleconomische schok. Velen zijn hun werk kwijt en sommigen daardoor ook hun huis. Voor arbeidsmigranten ontsloot de pandemie een ware doos van Pandora. En nog een effect van corona-berichtgeving over migranten: een explosie van horrorverhalen van arbeidsmigranten in de media: opsluiting in barakken, inname van paspoorten, mishandeling.

Wantrouwen

Hoe komt het dat de arbeidsmigrant bang is om hierover te spreken? Niet alle Bulgaren met wie ik sprak tijdens mijn onderzoek, zouden bijvoorbeeld naar de Bulgaarse ambassade gaan als er problemen op hun werk waren. Waarom niet? Omdat ze niet geloven dat ze geholpen zouden worden. Oud wantrouwen, van voor de val van de Muur. Nog een krantenkop uit mijn geboorteland: ’77 procent van de Roemenen wantrouwt de overheid’.

Maar het wantrouwen is niet alleen aan de overheid gericht. “Als mensen niet naar de vakbond komen, kunnen ze niet geholpen worden”, zei ook Izabela Muchowska, projectleider bij het FNV, met wie ik over de problematiek sprak. “In het land van herkomst worden ze verkeerd geïnformeerd. Grote bureaus hebben locaties alleen in grote steden. Zij komen uit dorpen en daar horen ze niet het hele plaatje, dat ze bijvoorbeeld in een kamer zullen verblijven die ze delen met nog vijf anderen of dat ze in een ander sector gaan werken dan ze hadden gewild. Ze komen uit regio’s met veel werkloosheid, dus beter een slechte baan in Nederland dan geen baan in Polen.” Het komt overeen met het algemene beeld dat ik zelf van de arbeidsmigranten in Den Haag en het Westland kreeg.

Oplossingen

“Waar ligt de oplossing?” vraag ik aan Hans Thunnissen. Zijn antwoord laat niet op zich wachten: ‘In de controle-instellingen.’ De zin die hij toevoegt, doet me denken aan vadertje Lenin, die ook van herhalingen hield: ‘Controleren, controleren, controleren!’. Volgens hem moet de arbeidsinspectie meer teams samenstellen om strenger toe te zien op naleving van de arbeidswetgeving. En ook meer onaangekondigde controles uitvoeren, want volgens Thunnissen horen bedrijven nu soms dagen van tevoren over een controle, tijd die ze benutten om eventuele misstanden te verdoezelen. En ik zou daar zelf aan willen toevoegen dat deze controles ook nadrukkelijk moeten worden uitgevoerd bij de talloze uitzend- en bemiddelingsbureaus voor arbeidsmigranten. Want bij hen gaat het maar al te vaak mis. En, zoals Thunnissen ook bepleit, bij geconstateerde overtredingen: minder waarschuwingen, meer boetes! In het algemeen, een veel strenger handhavingsbeleid voeren. Hoe moeilijk kan dat zijn?

Jarek is gearriveerd. Hij komt binnen. Een kleine man van mijn leeftijd. Voordat hij gaat zitten, zie ik dat hij drie vingers van zijn rechterhand mist. En een paar tanden.

Dit artikel is tot stand gekomen met de steun van Luis in de pels, fonds voor politieke en onderzoeksjournalistiek voor de regio Haaglanden.

Trouw, 30 juni 2021

Lees verder

Colette

Colette

Boeken. Belangrijk voor ieder van ons. Op verschillende manieren, maar belangrijk. Waarom boeken zo belangrijk zijn? Ik heb in mijn leven tweemaal een perfecte definitie van mijn eigen relatie met boeken gelezen en twee keer heb ik de formulering niet genoteerd. Misschien omdat het voelde alsof iemand me met een man zag en begreep dat dat mijn minnaar was. De publieke onthulling van een intimiteit. Maar op verschillende tijdstippen van de dag zou ik verschillende definities van mijn relatie met boeken geven. In ieder geval houd ik me eraan vast, zoals een schipbreukeling zich aan een plank vasthoudt.
Boeken betekenen veel, op verschillende manieren. Den Haag is een stad die leest. Ik herinner me de niet zeldzame momenten dat ik vanachter de balie van de bibliotheek waar ik ooit werkte, ware lezers ontdekte. Een keer vroeg iemand aan de telefoon om Laclos, ‘Les Liaisons dangereuses’. Het mysterie achter de stem. Dan zijn er de Dante-lezers. Een keer Eco, ‘De geschiedenis van imaginaire plekken’. Wat ik wil zeggen: het gebeurt maar zelden dat een mens met ons doet wat boeken met ons doen. En het is prima zo, want vreemdgaan met een boek is minder gevaarlijk dan met een mens. Maar onze boeken binden ons meer dan wij zelf kunnen. Als we samen in de trein zouden zitten, zou ik je misschien vreemd vinden, en wie weet, vervelend. Of wellicht zou ik je geur niet kunnen verdragen. Of omgekeerd. Maar allebei hebben we Dante gelezen en stel je voor dat je zou weten welke passage mijn favoriete is. Er was ooit iemand die heeft geraden welk gedicht van Borges mijn lievelingsgedicht was. Dat zeg ik: gevaarlijk. Boeken zijn gevaarlijk. En omdat boeken zo gevaarlijk zijn, houden we er allemaal van.
Vandaar ook dat het leukste antiquariaat van Den Haag, Colette, zo snel gered kon worden en zo veel publiciteit kon krijgen. Landelijk, van De Telegraaf tot NRC. Een verademing om te zien dat niet iedereen het stomme beleid van de bibliotheken volgt, die steeds kleinere collecties willen. Jogchum de Vries, de eigenaar die nu het estafettestokje van Colette doorgeeft, heeft nooit afgeschreven, alleen verzameld. Een boekenminnaar, zoals de beste minnaars. En Colette gaat door, want er zijn gelukkig nog genoeg boekenminnaars en -minnaressen in deze stad.
Deze stad heeft niet alleen boekenliefhebbers, maar ook schrijvers. Haagse schrijvers. Yvonne Keuls, Justine le Clercq, Christiaan Weijts en ondergetekende komen op zaterdag 3 juli bij Colette om over onze boekenkoorts te vertellen. Tussen 13.00 en 16.00 uur. Kom ook, alsof je naar een liefdesafspraak komt. Wij zullen met onze boeken op je wachten!

Den Haag Centraal, 24 juni 2021

Lees verder

Qatar

Qatar

2711 Indiërs, 1641 Nepalezen, 1018 Bengalezen, 824 Pakistanen en 557 Sri Lankanen zijn de afgelopen periode in Qatar om het leven gekomen. Zes en een half duizend migranten zijn overleden tijdens werkzaamheden in de aanloop naar het WK voetbal in Qatar. Ik lees de cijfers een paar keer. Alsof ik tussen de elegante 2, de eenvoudige 1 en de volgepropte 8 een smal gezicht van een Nepalees zou zien. Of het zwarte haar van een Sri Lankaan. Alsof ik onder de buik van het cijfer 4 een Pakistaanse moeder zou ontwaren, in elkaar gezakt nadat ze heeft te horen gekregen dat haar zoon nooit zal trouwen, nooit kinderen zal krijgen en nooit meer haar kip tikka zal eten. Cijfers beschikken over een soort magie en hoewel de pijn van de moeder er niet door zal worden verzacht, kun je ze toch om het uur of elke dag lezen. 6500 migranten.
Ik moet denken aan het nog onbekende dodental van de aanleg van het Donau-Zwarte Zeekanaal, een van de dromen van de Roemeense farao Ceaușescu. Voorlopige cijfers geven aan dat bij de realisering van ‘Grandioos Roemenië’ zo’n tweeduizend mensen zijn omgekomen. Volgens sommige bronnen zelfs veel meer. De lijken werden ’s nachts vervoerd met een kiepwagen. Nog eens tienduizenden anderen overleefden het concentratiekampregime, maar hielden aan de ‘bouwplaats’ blijvend letsel over. Bij het kanaal, destijds ook wel aangeduid als het Kanaal van de Dood, hebben in totaal negentienduizend politieke gevangenen dwangarbeid moeten verrichten. En dictator Ceaușescu, die in 1973 opdracht gaf om het kanaal af te maken, wilde na een bezoek aan de havens van Antwerpen en Rotterdam in datzelfde jaar, ook nog een haven en een waterkrachtcentrale.
Toen ik een paar jaar oud was, vertrokken veel vaders uit mijn dorp een tijdlang naar de andere kant van het land om er te werken aan het kanaal. Verplicht door het regime. Voor mijn vader was het de eerste en ook de laatste keer in zijn leven dat hij heeft gezwommen. Jonge vaders waren het, net zoals veel van de duizenden Sri Lankanen, Nepalezen en Indiërs die in Qatar tien uur per dag moeten werken in de hitte, maar geen verkwikkende duik kunnen nemen.
Er zijn historici die beweren dat de slaven die de piramiden hebben gebouwd geen slaven waren, maar behoorden tot een volk dat al vóór de Egyptenaren in Egypte woonde, arbeiders die werkten in diensten van drie maanden en dagelijks 21 runderen en 23 schapen aten. Het legendarische volk van Atlantis. Ik heb geen wetenschappelijk bewijs, maar ik vrees dat ze de verre voorouders zijn van de Indiërs, Sri Lankanen, Bengalezen, Pakistanen en Nepalezen die stierven in Qatar.

Den Haag Centraal, 17 juni 2021

Lees verder

Dion Graus

Dion Graus

Veel mensen wantrouwen wel iets of iemand. Sommigen mistrouwen buitenlanders. Anderen de Belastingdienst. Ik wantrouw politici. Maar ik werk eraan. En altijd zijn er wel stemmen die door mijn schild van wantrouwen heen komen.
Af en toe hoor je een discours dat niet uit het hoofd komt, maar uit het hart. Soms is er iemand die ‘het spel’ niet speelt. Ik doe ook mijn best. Maar hoe hoopvol kun je blijven als types die op de Wallen thuishoren zich politici noemen?
Hoe is het mogelijk dat een Dion Graus nog steeds Den Haag pollueert? Nee, de meeste mensen deugen niet, en in de politiek geldt dat zeker. Wat heeft zo’n ‘Addams Family’-type, dat volgens beschuldigingen zijn eigen vrouw dwong tot seks met anderen, nog in Den Haag te zoeken, vraag ik me oprecht af.
Hoeveel vrouwen moeten zich melden met klachten over ongewenst gedrag van de politicus? Is er een complot tegen hem beraamd, zoals hij zelf stelt? Ik hoop het!
Want als die vent naast je gaat staan, lopen de koude rillingen al over je rug. Dan hoeft ie niet eens wat te doen of te zeggen. Voor mij als buitenstaander is het grootste mysterie toch wel dat er ooit een vrouw bereid is geweest om met hem te trouwen. NRC vermeldt dat Graus de afgelopen twintig jaar door verschillende vrouwen is beticht van seksuele intimidatie, mishandeling, bedreiging en stalken. Hoe kan zo iemand kiezers vertegenwoordigen? Wat voor kiezers? Van die enge zestigplussers op klompen die op de brommer naar de Geleenstraat komen? Beschuldigingen die een periode van twintig jaar bestrijken en desondanks een politieke carrière van zo’n vijftien jaar. De politiek kijkt toe. Zwijgt.
Maar wie zo lang zonder in te grijpen toekijkt hoe vrouwen worden geïntimideerd, is medeschuldig! Ik ben gewend aan rare types in de politiek, je roeit met de riemen die je hebt. Maar Graus? Als je naar de beschuldigingen van de afgelopen twintig jaar kijkt, lijkt die man genetisch geprogrammeerd om vrouwen lastig te vallen. En die beschuldigingen roepen erom serieus te worden genomen. Om ingrijpen. En niet om die houding van die vertrouwenspersonen die al op de hoogte waren en niets deden. Immers, de ‘laatste ridder van Limburg’ is niets anders dan een ontspoorde bok, een stalker, een machtsmisbruiker. En dat zo’n man, die vrouwen lastigvalt, misbruikt, dan opkomt voor de rechten voor dieren? Wat een ironie! Kom op, Den Haag, onderneem eens actie! Politieke klasse, schaam je ervoor dat deze man zo lang zijn gang heeft kunnen gaan! Een man die zijn eigen vrouw dwingt tot seks met derden. Ja, ik heb eerder over zulke types gehoord. Oost-Europese pooiers, die in de gevangenis belanden. In de gevangenis, nooit in de politiek.

Den Haag Centraal, 10 juni 2021

Lees verder

Inferno

Inferno

Beste Sylvain Ephimenco, ik schrijf u naar aanleiding van uw column van 29 mei in Trouw. Als ‘Fransoos’ (uw woorden) te worden gediscrimineerd lijkt me toch een tikje anders dan als Turk of Ghanees in Nederland. Het lijkt me net het verschil tussen brioche eten als je honger hebt, naar het recept van Marie Antoinette, en met een opgezet hongerbuikje lopen, een buik die niet weet wat brioche is. Ik kom zelf niet uit de derde wereld, hoewel de meningen verdeeld zijn in dit opzicht, maar ik zou toch iets anders voelen als ik zou worden uitgemaakt voor ‘Paturain’ of ‘knoflook’ dan voor ‘Oost-Europese hoer’ of voor de mildere variant: ‘Oostblokbarbie’. Maar het verbaast me niet dat u de nuance niet ziet, dat kunnen immers alleen de anderen, die graag de slachtofferrol omarmen, die de erwt voelen onder de door deze maatschappij neergelegde matras. Wat de slachtofferrol betreft, denk ik dat het beste is om het slachtoffer ruimte te geven, om hem te laten praten, ook degene die de slachtofferrol graag omarmt.
Het blijkt dat we het meeste begrip voor iets hebben als we het zelf ervaren. Het is mogelijk dat u gelijk hebt en dat degenen over wie u in uw artikel spreekt aan de tepel van het slachtofferschap zuigen. Maar dat stoort mij minder dan dat u zichzelf als voorbeeld geeft. Het inferno heeft meerdere Borgia’s en ik moet toegeven dat ik best begrip heb voor degenen die te veel Paturain aten in de derde kring van Dante, maar mijn hart bloedt bij de lagere kringen, waar Ugolino zijn (klein)kinderen van de honger opat. Groot verschil: niet voor niets plaatst Dante hen in verschillende kringen. Maar laten we zeggen dat dat literatuur is. Ik zie echter ook een groot verschil tussen twee weken omringd door lijken, dobberen op zee, op weg naar het Westen, en met de Thalys naar Nederland komen. Wat ik wil zeggen is dat ik, vrouw die in haar geboorteland de honger van de jaren ’80 en andere ongemakkelijkheden heeft meegemaakt, mijn mond houd naast een slachtoffer van een groepsverkrachting uit Rwanda. In ieder geval zou ik mezelf niet als voorbeeld stellen. Als u hulp nodig hebt, denk dan eens aan het ‘Inferno’ van Dante. Dat helpt.
In sommige kringen was best te leven, de andere waren het echte inferno.
Als we ons gevoel niet meten met een thermometer van redelijkheid en empathie, dan lijkt de vertraging van de Thalys een grotere ramp dan die genocide van, nee, niet de Fransen, maar hun buren, de Duitsers, op de Namibiërs – net erkend. Als we ons altijd net iets beter dan de anderen voelen, zijn wij de grote verliezers. Niet mijn woorden, hoor, wijsheid van de geschiedenis.

Den Haag Centraal, 3 juni 2021

Lees verder

Het kind als prooi

Het kind als prooi

Geen plek op aarde waar een kind kwetsbaarder is dan in een internaat. Als de Griekse tragedies later waren geschreven, dan hadden ze zich ongetwijfeld in een internaat afgespeeld, waar alle kinderen iets van Oedipus hebben. Ik denk aan die film van Pier Paolo Pasolini waarin op alle wegwijzers ‘Theba’ stond. Welke weg je ook nam, hij leidde onveranderlijk naar Theba, de plek van ellende. De weg van kinderen in internaten leidt zelden naar iets anders dan naar een kleine of grote tragedie.

Ook mijn hart breekt, zoals dat van premier Justin Trudeau, bij het lezen van het bericht dat bij een voormalig Canadees internaat de stoffelijke resten van 215 kinderen zijn gevonden. In mijn Roemeense internaat waren we met ongeveer evenveel. Allemaal meiden. Ik denk dat ik van die tweehonderd meiden met wie ik ben op­gegroeid, geen gezicht ben vergeten. De onvoorwaardelijke liefde die ik heb voor les jeunes filles en fleurs, ongeacht hun ras, lengte of gewicht, is daar ontstaan, in mijn internaat. Zij waren de meiden met wie ik de honger en het gemis van ouders, familie en heuvels heb gedeeld. Als je op één internaat hebt gezeten, dan heb je op alle internaten van de wereld gezeten. Je voelt je daarna als een kankerpatiënt die het geluk had te genezen. Je hebt het gered. Je bent niet alleen een prooi geweest, je mag volwassen worden. De pech om in een internaat te belanden, was in jouw geval dus niet totaal, wat het wel was voor die215 Canadese kinderen.

Ik zie ze, alle 215. Bang, verhongerd, geterroriseerd door een strenge ‘pedagoge’, door honger en gemis. Ik hoor hun gehuil. Ik zie hun blikken, eerst bang, daarna verloren. Hun kleine knieën, hun vieze vingers, hun ongepoetste tanden. Hun smalle militaire kledingkast, hun tranen, hun dierlijke haast om te eten wanneer ze iets te eten krijgen. Ik voel hun kou, ik zie hun schouders schokken van het huilen. Een kind weet niets van de dood en denkt niet als een volwassene over zijn eigen dood. Een kind is bang. Een kind moet je troosten, liefhebben. Beschermen. Laten groeien.

De aarde is een onbekende begraafplaats. Dat wist ik al in Roemenië, toen na de val van de Muur het ene na het andere communistische massagraf werd ontdekt. Maar 215 kinderlijken? Mensheid, je bent je kinderen niet waard.

De Standaard, 2 juni 2021

Lees verder

Windturbine

Windturbine

Het mocht niet baten. Oud-wethouder Rabin Baldewsingh wordt geen wethouder. Niet nu en niet in Leidschendam-Voorburg. 28 raadsleden stemden tegen zijn benoeming, 7 vóór. Het is niet altijd makkelijk om te verwoorden wat niet gaat als het niet gaat. Maar in het geval van het (niet) benoemen van Baldewsingh tot wethouder in Leidschendam-Voorburg lijkt het vrij makkelijk te formuleren. Want het ging over een windturbine. Dan is het immers duidelijk dat het niet gaat.
In mijn geboortedorp onder de Karpaten ging het ook zo, al was daar geen windturbine in het spel – want een windturbine zou daar nog steeds als een ufo worden gezien. Het ging daar om iets anders, maar de effecten herken ik. In mijn dorp was het geen windmolen maar een koe. De koe van ome Ion at namelijk de klaver voor de konijnen van tante Mila. En dus was er geen klaver meer voor de konijnen. Maar dat was niet het ergste; het ergste was dat de koe geen klaver mag eten, want dan wordt haar buik dik, de buik zet op en als niemand er een lange naald in prikt om de lucht te laten ontsnappen, gaat de koe dood. De koe van ome Ion werd gered, maar de konijnen aten elkaar op van de honger, en tante Mila heeft het ome Ion nooit vergeven dat haar konijnen elkaar opaten en vooral niet dat zijn koe níét doodging.
Toen ik over die windturbine las, moest ik aan de konijnen van tante Mila denken. Die 28 raadsleden hadden in het verhaal van de windturbine de rol van de naald kunnen spelen en de buik van Leidschendam-Voorburg kunnen laten leeglopen. Zeven anderen hebben het geprobeerd, maar in de politiek gaat het om de meerderheid.
We zijn een dorp. Ondanks de internationale tribunalen, de expats en de multiculturaliteit zijn we een dorp. Binnen en buiten Den Haag. De technologie mag van de laatste generatie zijn, de vele (inter)nationale bedrijven mogen ‘shinen’ in duurbetaalde magazines, de expats mogen klagen over hoe koud het is in Den Haag, als ze maar dure bakfietsen kopen en de huizenprijzen hooghouden, want ‘the money must rule’.
Den Haag heeft nog een gezicht, minder shiny, en ik denk dat Rabin nog niet is vergeten dat het geld voor wijlen het Migratiemuseum van de rekening werd gehaald. Het gedoe met de windturbine lijkt een geschikte plot voor een aflevering van ‘Murder, She wrote’ in Cabot Cove, Maine (VS). Alleen is er niemand doodgegaan, behalve de politieke dromen van Rabin Baldewsingh en het Migratiemuseum. En Leidschendam-Voorburg zal een wethouder naar zijn gelijkenis krijgen.

Den Haag Centraal, 27 mei 2021

Lees verder

Homo Omscholicus

Homo Omscholicus

‘Dj kiest voor omscholing’ luidde de onderwerpregel van een e-mailbericht dat ik gisteren ongevraagd ontving van het UWV, zoals de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in Nederland heet. Ik was er de hele avond misselijk van. Niet vanwege de houten taal waarin de mail was opgesteld, taalgebruik dat ik verafschuw, ook al verwacht ik van het UWV geen Proust. Maar vanwege de boodschap en het verhaal eromheen.

Omscholing. Bijscholing. Carrièreswitch. Het zijn de toverwoorden waarmee de overheden je in deze tijden van corona te pas en te onpas benaderen met als doel ons economische systeem ‘veerkrachtig’ (lees: in stand) te houden. Maar ik wil helemaal geen omscholing. Ook al verdien ik minder en heb ik de laatste tijd het syndroom van onrustige benen zodra ik in het donker in bed lig. Wat zal het in dit postcoronatijdperk betekenen om artiest te zijn of schrijver, schilder, danser, dj? Zullen we weer zoals de artiestenkolonies uit Montmartre en Montparnasse eeuwig met geldgebrek kampen, auteurs van ongeschreven meesterwerken zijn?

We zullen leven met hoop. We zullen weer ambtenaar worden, zoals Kafka, want als je als artiest niet tot de tien gevestigde namen behoort, zul je verhongeren. Je verlaat de beste versie van jezelf, omdat de maatschappij de beste versie van jezelf niet nodig heeft. In mijn werkkamer in het centrum van Den Haag vraag ik me af of er echt plek is voor de artiest tussen al die hardwerkende Hagenaars in hun tuinen en op hun balkons.

Al drie weken schuurt een buurman deuren in zijn tuin, dubbele deuren, met apparaten van verschillende snelheid en geluid. De hele dag door. Je vraag je af hoeveel deuren een appartement in het centrum van Den Haag kan hebben. En waar de schrijvers die schrijven zijn. Zijn ze allemaal omgeschoold of bijgeschoold en schuren ze deuren? Het is absurd, het lijkt De stoelen van Ionesco wel, alleen gaat het hier om deuren. Welke plek heeft de Artiest in deze maatschappij? Zijn er genoeg deuren voor iedereen?

In maanden ben ik niet meer zo misselijk geweest. Omdat ik het gevaar loop, zoals in de tijd van de communisten onder wie ik ben opgegroeid, om weer De Nieuwe Mens te worden. Geen Homo Sovjeticus ditmaal, maar Homo Omscholicus. Dankbaar, zoals de dj in het verhaal van de instelling van sociale zekerheid. De Homo Omscholicus die geen land meer heeft, maar een vaderland. Een vaderland dat hij dankbaar is, omdat hij niet verhongert. De nieuwe culturele revolutie kan beginnen.

Ik kies om Homerus te herlezen op de dagen dat ik omgeschoold zou moeten worden. Ik kies om te schrijven. Om te schelden. Op deze tijden, op politici, op de wethouders voor Cultuur die in mijn stad niet eens de namen van gevestigde schrijvers kunnen uitspreken. Ik wil geen Nieuwe Mens worden, ik wil de beste versie van mezelf worden. En daarvoor moet ik schrijven, lezen, lezen, schrijven.

Uit masochisme heb ik de e-mail van het UWV drie keer gelezen. Wat voor dj was de man die nu in de zorg werkt? Wat weet ik eigenlijk van dj’s?

Want als je eenmaal schrijver bent, kun je nooit meer iets anders zijn.

De Standaard, 27 mei 2021

 

Lees verder