Te aardig
Vorige week interviewde ik Emile Roemer in het Limburgs Museum tijdens de start van een project over migranten in Nederland. Ik voelde me die dag heel moe en ik was eigenlijk bang dat ik op het punt stond om ziek te worden, maar ik wilde het toch doen. Emile Roemer is immers een van die weinige Nederlandse politici die geen telescoop nodig hebben om de verre planeet van de migranten te zien. En ja, hij is ook een heel aardige man. Dat zei ik een paar weken geleden na een kennismakingsgesprek ook over wethouder Martijn Balster tegen mezelf. Balster wilde me leren kennen na de publicatie van mijn onderzoek naar migranten in de regio Den Haag. Aardig, aardig. Ook Emile Roemer leek me echt een warm mens, het type dat je wiel vervangt als je panne hebt en ook je koffie betaalt.
‘Blijf vechten,’ zei Roemer na afloop van het vraaggesprek tegen me. Wat had ik tegen hem moeten zeggen? Ik had hem naar concrete stappen gevraagd, bang dat hij nu, met zijn nieuwe functie als gouverneur van Limburg, steeds minder tijd voor migranten zal hebben. ‘Voor een wet hebben we drie jaar nodig,’ zei hij. ‘Blijf vechten!’
Hoe idealistisch is een politicus eigenlijk? Of hoe pragmatisch? Zijn er ook politici die het welzijn van een bepaalde groep in de samenleving echt op de eerste plaats zetten en pas daarna hun eigen agenda of belangen? Kan dat? Wat zijn de regels om het spel te blijven spelen en te blijven vechten voor een groep die de pech heeft geen electoraat te zijn? Migranten in de kassen stemmen niet. Zullen we ooit verder gaan dan het ‘rapport Roemer’? Het verschijnsel van de migratie staat al twintig jaar op de Nederlandse politieke agenda’s, zal het over vijftig jaar nog steeds actueel zijn? Het ‘rapport Roemer’ bestaat. Hoe nu verder? Concreet? Concreet, want ook een idealist heeft een dosis pragmatisme en bij mij wordt die dosis altijd geactiveerd als ik een politicus spreek. Voor iedereen is het fijn om aardige mensen te spreken! Aardig zijn is fijn, maar ik ervaar het soms als een onzichtbare deur die voor je neus wordt dichtgesmeten. Je ziet het niet, maar na een tijdje voel je de pijn. Pijn na de aardige ontmoeting met Balster, pijn na het gesprek met Roemer. ‘Blijf vechten!’
Wie? Ik? Maar ik ben geen politicus. U moet gaan vechten! U zit daar. Ik heb alleen mijn woorden, verder niets, u hebt de instrumenten, de ruimte en de macht. U kent uw politieke partners, en als het u echt kan schelen, maakt u echte afspraken en gaat u verder dan uw beloftes.
Wanneer hebben we elkaar gesproken, meneer Balster?
Meneer Balster, meneer Roemer!
Den Haag Centraal, 21 oktober 2021