Schilderswijk
Ik dacht altijd dat ik de Schilderswijk kende, maar dat was meer vanuit de auto. Alleen op de fiets leer je de stad echt kennen, kan ik zeggen na een maand dagelijks fietsen over de Vaillantlaan.
Wanneer ik het politiebureau richting restaurant Çadir passeer, merk ik dat ik alerter word. In de ochtend vergeet ik het restaurant, maar ’s avonds, als ik terug naar huis fiets, komt er van het Turkse restaurant een geur van gepofte paprika’s die de herinneringen aan mijn eigen land en het Roemeense eten wakker maken. Want wat voor sommigen oesters betekenen, betekenen gepofte paprika’s voor mij: à la julienne gesneden en bestrooid met zout, olie en zware druppels zwarte balsamicoazijn. Als ik bij het verkeerslicht ertegenover wacht op groen, word ik vrolijker van de geur van de gepofte paprika’s. Bij het volgende verkeerslicht, op de brug, tegenover het politiebureau, vraag ik me af of de kok dikke paprika’s aan het poffen was, of van die Hongaarse, puntige ‘kapia’.
Maar nog even een paar stoplichten terug: als de regen aanhoudt, ga ik schuilen bij de Turk met de pruimen. Dikke, geurige pruimen, zoals je bij de Ekoplaza maar één keer in een zomer kunt kopen, als je geluk hebt. En bij de Turk op de Vaillantlaan dus, waar je ook grote watermeloenen kunt krijgen, zo sappig en zoet als de Albert Heijn ze nooit heeft gehad, het soort dat op de Balkan ‘lubenița’ heet.
Bij een winkel verderop kocht ik twee weken geleden de lekkerste kersen in jaren. Een bak die het geld waard was. In één avond hadden we ze op. Die van de AH staan al twee weken in de koelkast, niemand raakt ze aan. Daar waar ik kersen kocht, kun je ook börek kopen, waar ik soms voor naar de Rotterdamse Markthal ging, of die ik bij Dudok op het station daar kocht. Je kunt daar ook lekkere simits kopen, die ik in de lente met linzensoep eet.
Als ik te lang bij het stoplicht wacht, kijk ik naar de mannen op de terrassen, eigenlijk mannenterrassen zoals je in Turkije en Griekenland ziet. Ik vraag me af hoe die besnorde, oude mannen zouden reageren als ik als vrouw een keer naast hen onder de luifel voor de regen zou schuilen.
Ik ben blij dat de Schilderswijk bestaat. Gisteren fietste ik door het Benoordenhout. Ik liet mijn man zien waar prinses Beatrix volgens de geruchten weleens taartjes kocht. Rustig en overzichtelijk, leuk om doorheen te fietsen. Maar het leven begon op de Vaillantlaan: getoeter, auto’s op het fietspad, vrouwen met hun kinderen die niet bij de zebra oversteken. En de gepofte paprikageur, die ik nog in mijn haren ruik. Ah, Schilderswijk, tot straks, op de fiets!
Den Haag Centraal, 3 juli 2020