Lockdown in de natuur
Verhuizen deden we altijd haastig en vaak al voordat we de omgeving goed en wel kenden. Dat is nu niet zo, dankzij de lockdown. Want omdat binnen zitten me gek maakt, gaan we regelmatig wandelen. Inmiddels ken ik alle wegen die leiden naar ons huis, vooral de stukjes park en bos in de omgeving, en het is ons duidelijk dat we nooit eerder in zo’n groene omgeving hebben gewoond. Soms heb ik het gevoel dat ik even de geuren van mijn dorp ruik wanneer ik door de velden loop. Als het mooi weer is, komen we soms mensen tegen. Niet altijd. Vogels wel. In mijn leven heb ik nog nooit zoveel fazanten, eenden en waterhoentjes gefotografeerd of zo lang naar nesten gestaard. Al dagen bewonderen we een fuut die het nest waar zijn vrouwtje op zit te broeden constant aan het bijwerken is. Zo’n loyaliteit zou in een mensenleven bewonderenswaardig zijn en vaak is het de vraag hoelang die zou duren, maar bij deze knappe en fitte fuut is zijn loyaliteit vanzelfsprekend en zijn ethos inbegrepen. Woorden als integer, goede echtgenoot of gedrevenheid zeggen hem niets en zijn vrouwtje ziet niet eens elk veertje of plastic lintje dat hij in het nest metselt; vaak zit ze met haar mooie kop in haar eigen veren gevouwen. Broeden is ook een vorm van lockdown, lijkt me, en we weten nu dat het lastig kan zijn.
De menselijkste omgeving die we passeren, bestaat uit een kerkhof omringd door een half wilde vegetatie, een paradijsje. Ik noem het Jurassic Park, vanwege de opmerkelijke geluiden die we vanaf het kerkhof horen. Best luguber ’s avonds laat. Eerst identificeerde ik het geluid van een vogel die in mijn dorp gold als aankondiger van de dood, zeker volgens mijn oma. Zijn geluid en sobere verendesign zijn diep in mijn geheugen gegrift. Passend bij een kerkhof, hoewel enigszins post partum. ‘Zijn roep klinkt als de stem van iemand die nog niet aan zijn eigen dood is gewend,’ zei ik een keer tegen mijn man. En elke keer als we in de buurt zijn, horen we hem, ongeacht welke kant we op lopen. Hij heeft iets menselijks, tragisch, als een jammerklacht. Overdag zie je op het kerkhof enorme fazanten en een soort kip, reusachtig zoals alleen in ‘Jurassic’ had kunnen bestaan. En ook reusachtig fluitenkruid, als bomen zo groot. Met zo’n natuurlijke bemesting verbaast het me niet, maar toch.
Wanneer we na zo’n ronde terug in de bewoonde wereld zijn, zegt mijn man weleens: ‘Kom, opzij, we lopen op het fietspad.’ Maar er is nergens een fiets te bespeuren. ‘Waarom zouden we?’, lach ik dan. De lockdown geeft vrijheid en inzicht. Het leven is nog steeds goed, maar anders.
Den Haag Centraal, 23 april 2020