Memento mori
Ons nieuwe huis ligt ongeveer tussen een school en een kerk, die deels ook als uitvaartcentrum dienstdoet. Als ik thuis mijn koffie drink, verwelkom ik in gedachten de zwermen kindertjes die een lawaai maken dat groter is dan – maar net zo aangenaam als – dat wat de zwermen groene parkieten bij ons oude huis maakten boven de Vliet. In groepen lopen ze langs mijn raam en zonder het te weten zijn zij de belofte dat de wijk niet zal verouderen en afsterven. Want naast de kinderen is er nog een groep mensen die – één voor één – voorbij mijn raam loopt, langzaam en met lichamen waar het leven al uit lijkt te zijn geperst. De ene rollator na de andere. Geen babyboomers in kleding van het Noordeinde, nee, het leven heeft geen genieters van hen gemaakt. Schuin tegenover mijn huis staat, met de achterzijde naar mij gekeerd, een overlijdensadvertentieposter. Ik lees hem elke keer als ik van het hardlopen thuiskom, elke keer als ik boodschappen bij de grote AH in de buurt doe: ‘Memento mori’. Soms zie ik groepen mensen bij de kerk die duidelijk niet voor de mis zijn gekomen. Vast om afscheid te nemen. Voor de kerk wappert stilzwijgend een grote vlag met dezelfde tekst als op de overlijdensposter twintig meter verderop. Volgens de statistieken en mijn gezondheidsscore kom ik niet in aanmerking. Maar omdat ik de affiches in de buurt zo vaak lees, zeg ik tegen mezelf: nóg niet.
Ik luister graag naar de groepen basisschoolparkieten onder mijn raam, maar ik ben geen Benjamin Button-geval. Als ik naar de vlag kijk, zeg ik tegen mezelf, als grap maar ook serieus: dit is de toekomst.
De aanwezigheid van de dood in de buurt doet me iets. Als ik vanuit de woonkamer naar de enorme, van beton gebouwde kerk kijk, vraag ik me af of er op dat moment een lijk ligt. Of er een wake wordt gehouden. Of hij/zij het in de enorme kerk niet koud heeft. Een vriend die ons nieuwe huis niet kent, kwam met het idee om als bijverdienste necrologieën voor oude rijke Nederlanders te gaan schrijven. De dood is in, zeker in mijn nieuwe buurt.
Ik vraag me af hoe het leven hier zal zijn, tussen de school en het uitvaartcentrum. Of ik in de komende dertig jaar nog oorlogen zal meemaken. Politieke regimes. Rampen. Als ik naar de uitgeputte lichamen achter de rollators kijk, lijkt zelfs het leven een ramp.
Ik zit op de bank in mijn nieuwe huis en geniet van de storm buiten. Hij kondigt tenminste niet de dood aan of zo, maar de lente. Lente. De parkieten zullen langer buiten spelen en de oudjes zullen een beetje kleur op de wangen krijgen.
Den Haag Centraal, 13 februari 2020