Poëzie
Fietsen
Als ik verdrietig ben
of eenzaam,
als ik me heel stom vind,
als de zon te heet is
of het regent,
als ik geen geld meer heb,
of een goede opdracht binnenkrijg,
als de buurvrouw heel de dag plat Haags in de tuin spreekt
of de buurman heel lockdown aan het klussen is,
als ik het zat ben om te wachten op Godot,
als ik niet in staat ben om mezelf te beteren
of anderen,
als ik ontdek dat ik gisteren beter had moeten reageren
of bedenk dat ik een betere moeder had kunnen zijn,
als ik trek in cola heb
of te veel gegeten,
als ik thuis niet huilen kan,
maar onderweg wel,
als ik moe/gelukkig/opgewekt/teleurgesteld/dom ben
of vol ideeën zit,
als ik vind dat ik te veel grijs haar heb
of de nieuwe haarkleur me niet staat,
als ik te lang wacht op antwoord op mijn mails,
als ik Zuid-Afrika heel erg mis,
als ik hoge hakken wil,
als ik minder van een orgasme geniet
als ik oogpijn heb van het computerscherm
of maagpijn heb,
als ik niet kan wachten tot de volgende openbaring
als ik verloren vriendschappen mis
of avontuur,
als ik snel parmigiano kopen moet
of de vlierbloesem bloeit,
als ik niet meer weet
of ik gelovig ben
of niet
of als ik gewoon
wil fietsen
dan ga ik fietsen.
Nu weet ik waarom ik naar Nederland ben gekomen:
om de fietsen.
Toen was het avond geweest
Toen was het avond geweest
en het was morgen geweest,
en wij ruziën nog steeds.
Melancholie in tijden van corona
‘Ik kan alles aan,’ zegt het kind.
‘Het zal me lukken,’ zegt de volwassene.
‘Het komt goed’ heb ik in Nederland geleerd.
‘Ik ben moe,’ zeg ik.
Vraag me niets,
want ik wil niet zeggen dat opgroeien eng was,
de liefde niet wat ik had gedacht
goede moeder zijn een halte, zonder vaste tijdstippen.
vriendschappen: ver en onderschat.
Zijn.
De downs zijn echt,
de ups maar woorden.
Zijn.
Een uur slapen in de middag
om het Zijn te onderbreken.
Zijn als vanzelfsprekendheid.
Het lichaam heeft je allang verraden,
je geest hapert.
De liefde waardoor je als kind
de velden in groen impregneerde,
zweeft in een andere dimensie.
De eeuwigheid van het niet zijn sust je in slaap.
Ssssss.
Leven
Soms komt
al het leven dat in mijn lichaam, ziel en hart zit
tot in mijn keel.
Ik stik van het leven.
Als je mij ziet snakken naar adem,
schrik niet:
er is geen grotere ode aan het leven
dan gelukkig de dood ingaan.
Noise cancelling koptelefoon
Ik heb een noise cancelling koptelefoon gekocht,
omdat al mijn buren in de lockdown hun tuin verbouwen.
Nieuwe tech.
Het helpt.
De motorzaag klinkt als tandenpoetsen!
Het geschreeuw daarbij als getjilp.
Had ik hem eergister kunnen gebruiken,
toen mijn hart zoveel pijn deed,
dan was de hartpijn gewoon jeuk geweest.
Is er geen koptelefoon voor pijn?
Voor emigratie?
Voor kankers, die voelen als hoest?
Voor dood, die als verhuizen voelt?
Is er geen koptelefoon voor haat of geweld of jaloezie?
Is er geen koptelefoon voor het leven soms?
Ik schrijf dit alles met de koptelefoon op.
Het gaat beter met mij.
Ik drink thee.
Privilege
Het privilege van met je voeten in het zwembad zitten,
ook als je niet kunt zwemmen,
het privilege van over jezelf te mogen praten,
ook al heb je niet geleerd om van jezelf te houden,
het privilege van lopen, jurken dragen, ademen,
no I don’t, oh thank you, so kind of you te mogen zeggen,
het privilege
van wit zijn, ook al voel je je meer zwart.
Het feit dat ik leef heeft mij altijd verbaasd.
Soms neemt deze verbazing enorme proporties aan.
Moederdag
Vandaag, op Moederdag,
heb ik bij de schaduw van een sigaret
besloten te veranderen in een moeder van papier.
Moeders van papier doen alles beter en hebben geen verwachtingen.
Bij de schaduw van de tweede sigaret heb ik besloten te veranderen in een vrouw van papier.
Vrouwen van papier schreeuwen niet en hebben geen verwachtingen.
(Sigarettenpauze.)
Bij dezen heb ik besloten om alleen op papier te bestaan.
Ik zal
rustiger zijn,
minder in alles.
Alleen in woorden meer.
En wanneer je mijn scherm
leeg zult zien
zul je weten
dat mijn tijd gekomen is.
Mensen van papier verdwijnen subiet als de batterij op is.
De buitenlandse vrouw
De eenzaamheid van de buitenlandse vrouw
is makkelijk te negeren.
Eerst door haar man,
die het normaal vindt dat zij haar land verlaat om bij hem te zijn.
Daarna door iedereen.
Vaak voelt zij zich voor niemand belangrijk.
Ze moet haar gemis,
haar wanhoop,
haar verdriet,
stoppen
in de gerechten die ze kookt,
waar iedereen van geniet.
De buitenlandse vrouw maakt moeilijk vriendinnen
in het nieuwe land,
haar man moet altijd werken
en heeft niet in de gaten dat naast zijn vrouw de eenzaamheid loopt.
De buitenlandse vrouw klaagt niet,
ze slikt pillen,
ze bidt,
ze heeft heimwee,
ze huilt als ze alleen is
en ze droomt.
Zo lang ze droomt, draait de wereld nog.
De buitenlandse vrouw leert fietsen,
zegt ‘dank je wel’ in de Albert Heijn,
glimlacht naar vreemden en
hoopt
dat haar kinderen beter Nederlands zullen spreken.
De buitenlandse vrouw heeft haar vriendinnen achtergelaten in haar land
en waagt de sprong in het onbekende.
Haar Nederlandse man heeft vaak niet door
hoe moedig zij is
en hoeveel pijn ze lijdt.
De buitenlandse vrouw is een heilige,
maar wil geen erkenning.
Wat zij wil
is dat iemand haar vraagt hoe het met haar gaat
en of de mensen in haar land ’s winters ook erwtensoep eten.
Ze wil graag iets over zichzelf vertellen,
ze leert de taal,
ze raakt ingeburgerd,
ze doet alles
hopend
dat iemand haar op een dag zal zien
en haar zal vragen
of er in haar geboorteland ’s winters net zo veel erwtensoep wordt gegeten.
De buitenlandse vrouw is een heilige.
Eenzaamheid
De hele dag
hoor ik de eenzaamheid
schateren vertellen vragen stellen zich aanbieden.
’s Avonds ligt ze in bed
en zwijgt.
Ze neemt een slaappil en doet haar best om niet te huilen.
Morgen zal ze opnieuw
schateren vertellen zich aanbieden.
Eenzaamheid heeft veel van samen zijn.
Het leven is te leven
Het leven is te leven,
zelfs de dood is te leven,
zelfs de dagelijkse dood is te leven.
Kam je haren, doe een bandje in je haar,
bedenk wanneer je het gaat wassen,
morgen, volgende week, in de toekomst.
Je hebt een toekomst, dat is het idee.
Je haar kun je ook bij de kapper laten wassen.
Het hart is dit jaar niet stilletjes in stukjes gebarsten.
Gisteren ook niet.
‘We zitten op een boot,’ zei mijn man.
‘Wie is de tijger?’ vroeg ik hem.
Het leven.
Het leven is de tijger.
De dood is alleen een punt
ergens aan de horizon.
Soms zie ik hem, soms niet.
De zon komt op uit de zielen naast wie je leeft.